Weg met het lijk

Op de Facebookpagina van het Genootschap Onze Taal kwam ik het bericht tegen dat de Tweede Kamer het woord ‘lijk’ wil schrappen uit een wettekst, omdat het pijnlijk is voor nabestaanden. Een bronvermelding staat er niet bij, dus ik vraag me serieus af uit welke wettekst. Het enige dat ik namelijk kan vinden over deze kwestie is het voorstel voor het vervangen van het woord “lijk” door een verklaring van overlijden. Daar heb ik geen bezwaar tegen, dat lijkt me prima. Maar zoals Onze Taal het stelt… Dáár kan ik me dan weer niet in vinden. 

Want hoe je een overledene ook noemt; overledene, lijk, stoffelijk overschot, minimaal vitaal persoon…, dood is dood. En als het om iemand gaat om wie je veel geeft, dan is dat gewoon kut. Een lijk plotseling confettivlokje noemen gaat daar he-le-maal niets aan veranderen. En dan zit je weer met het probleem dat het woord confettikanon ineens ook heel vervelende associaties gaat geven.

Het schrappen van woorden omdat ze een negatieve lading hebben (gekregen), is niets nieuws. De gastarbeiders werden buitenlanders, dat werden allochtonen, nieuwe Nederlanders, Nederlanders met een migratieachtergrond… Veranderingen die steeds werden ingegeven vanwege negatieve associaties. De negativiteit verdwijnt er niet mee. Dood wordt niet ineens weer levend.

Als we het dan overigens toch hebben over “pijnlijk voor nabestaanden”, dan wil ik graag mijn oma nog even in de groep gooien. Zij overleed in 2006 door euthanasie. Geen natuurlijke dood, dus de lijkschouwer moest langskomen om te checken of onze huisarts (die tot het akkoord van de lijkschouwer in beginsel mijn oma had vermoord, laten we wel wezen) zich aan alle voorschriften en protocollen had gehouden en of aan alle voorwaarden voor euthanasie was voldaan. Overigens vond ik het toen al vreemd dat zo’n figuur dat niet vóóraf checkt, want er hoefde maar één dingetje niet te kloppen en onze huisarts had een Heel Groot Probleem gehad – terwijl mijn oma en wij hem alleen maar dankbaar waren dat hij dit voor haar wilde doen. Maar dat terzijde. De lijkschouwer kwam binnen met de woorden: “Goedenavond, ik neem hierbij het stoffelijk overschot in beslag.” Dát was pas pijnlijk. Niet eens de benaming “stoffelijk overschot”, want dat heet nou eenmaal zo, maar het “in beslag nemen”. What the hell! Je hebt het over m’n oma, vriend! Toen alles in orde bleek, meldde hij dat “hij het stoffelijk overschot weer vrijgaf”.

Al had de beste man gezegd dat hij het confettivlokje even meenam voor onderzoek en het daarna weer aan ons teruggaf, dat had niets veranderd aan het feit dat mijn oma dood was. En zoals ik al zei, dat is gewoon kut. Klaar.

Laat een lijk dus gewoon een lijk zijn. Misschien kan de lijkschouwer (of nee, de confettivlokjesbekijker dan dus) samen met de uitvaartondernemer een uurtje confettivlokjesgemisverwerking aanbieden aan de tere zieltjes die niet tegen het woord lijk kunnen. Dan hoeven we de Wet op de lijkbezorging ook niet te hernoemen naar Wet op het confettivlokjesverdelingskanon. Of zoiets.