Op 20 juli jongstleden postte Het Rechtenstudentje op Facebook een link naar de memorie van toelichting inzake het wetsvoorstel affectieschade. Dit voorstel moet voorzien in erkenning voor en tegemoetkoming aan de nabestaanden of naasten van een slachtoffer die is overleden respectievelijk ernstig blijvend letsel heeft opgelopen door de schuld van een ander. Hierbij stelden we de volgende vraag: “Moeten we bang zijn voor Amerikaanse toestanden?” Wellicht had dit beter kunnen zijn: “Mogen we uitkijken naar Amerikaanse toestanden?”
Geschreven door Koen Hoekstra
Bij de totstandkoming van de betreffende vergoeding is er naar drie aspecten gekeken: wanneer kan men aanspraak maken, wie kunnen er aanspraak maken en hoe hoog is het schadebedrag. Om te beginnen kunnen naasten aanspraak maken op de vergoeding als het slachtoffer ernstig letsel heeft opgelopen of is overleden door de ‘schuld’ van de ander. Het hoeft dus niet per se een misdrijf te zijn. Verder moet het ‘ernstig en blijvend letsel’ betreffen. Binnen de huidige rechtsspraak zijn deze begrippen werkbaar gebleken, dus deze zouden geen problemen moeten opleveren.
Zoals een oud-medestudent al meteen aangaf, is het begrip ‘affectie’ lastig te meten. Er zijn tenslotte legio voorbeelden te noemen waarbij ouders – bij wie je affectie zonder twijfel zou mogen aannemen – bijzonder weinig affectie hebben voor hun kind(eren). De wetgever heeft dit meetprobleem ingezien en heeft ervoor gekozen om vaste groepen mensen aanspraak te laten maken op deze vergoeding. Figuur 1 laat alle categorieën zien. Door deze keuze hoeft er geen affectie te worden aangetoond. Het tweede aspect hoeft dus, ook niet veel problemen op te leveren.
Zoals het lastig is om affectie te meten, is het ook lastig om letsel, of het gemis van een dierbare, te vertalen naar een geldbedrag. Als ik erover nadenk, kom ik tot de conclusie dat bijvoorbeeld mijn been voor mij van ontelbare waarde is. Geen bedrag zal dat verlies kunnen compenseren. Zoals je al wel voelt aankomen, kan hier enorm veel discussie over ontstaan, want tja, wat is nu erger? Het verlies van een arm of van een been? Om deze discussies te voorkomen heeft de wetgever gekozen voor forfaitaire schadebedragen (Figuur 1). Ook het derde aspect zal in de meeste gevallen dus geen ellenlange discussies creëren.
Doordat de wetgever structureel heeft gekozen voor duidelijk afgebakende bedragen, personen en vergoedingsgronden, zou het mogelijk moeten zijn om eenvoudige zaken te regelen buiten de rechtszaal. Er hoeft immers geen affectie met een kind gemeten te worden, net zo min als dat de waarde van een been moet worden bepaald. Amerikaanse praktijken, waarbij ellenlange processen over enorme schadevergoedingen worden uitgevoerd, zijn dus niet van toepassing.
Zonde! Een gemiste kans. Dit wetsvoorstel had werk kunnen creëren voor vele juristen. Menig advocaat had in zijn handjes geknepen als hij een zaak kreeg waar hij zijn cliënt veel te lang zou mogen bijstaan om voor hem een genereuze schadevergoeding binnen te slepen. Het zou de klassieke win-winsituatie zijn: de cliënt een torenhoge schadevergoeding en de advocaat kan lekker veel uren schrijven. Dit mocht echter niet zo zijn. De regering heeft het weer veel te netjes en goed gedaan. Zij is uitgegaan van de naasten die het al moeilijk genoeg hebben en dus geen jarenlang proces kunnen verwerken. Helaas voor de advocaat. Hij moet een paar maandjes langer wachten voor hij zijn Jaguar kan kopen. Nog steeds niet die o zo gewilde Amerikaanse praktijken…