Vijf symptomen van juristisering

Juristen zijn over het algemeen een apart slag mensen. Ze zullen van tijd tot tijd ontzettend op je zenuwen werken en voor gevorderde rechtenstudenten is dat niet anders. Het jurist-zijn heeft talloze voordelen, maar als je te ver doordraait kan dat serieuze sociale afstand tot de medemens creëren. Ik probeer op te passen voor deze “juristisering”, maar ontkom er ook zeker niet altijd aan. Hieronder vijf red flags, die erop duiden dat je je lawyer-mode even een standje terug moet zetten.

Door Michiel Hennevelt

1. Je moet in alles een logisch systeem zien
Als rechtenstudent leer je te systematiseren om het recht beter te begrijpen. Dit kan doorslaan in je dagelijks leven. Deze column door een rechtenstudent is daarvan bewijsstuk nummer één. Voor de studie van het recht is systematiseren noodzakelijk, maar buiten de geoliede machine van het recht is er maar bar weinig te vangen in systemen, zeker als het gaat om menselijk interactie. In het verlengde hiervan heb je de neiging om zelfs de meest pietluttig probleempjes eerst vanuit juridisch perspectief te zien. Dit alles tot frustratie van jezelf en je omgeving.

2. Je hebt de dwangmatige neiging om alles steeds maar weer te bevragen
De rechtenstudent krijgt ook al snel mee dat de waarheid vaak niet bestaat. Tenzij je er zelf bij bent geweest kan je het niet weten en zelfs dan “hangt het ervan af”. Kortom, alles kan genuanceerd worden en niets wordt zomaar aangenomen. De open deur “heb je er ook zal vanuit deze invalshoek tegenaan gekeken?” zal bij veel mensen op een gegeven moment het bloed onder de nagels vandaan halen. Een andere dooddoener waar ik me persoonlijk vaak schuldig aan maak in discussies is het ter discussie stellen van de uitkomsten van statistisch onderzoek die vaak als feiten gebruikt worden voor een bepaald argument. Zelfs als dit werkt is de “overwinning” toch een stuk minder zoet.

3. Je gaat de discussie aan, zelfs als je vanaf het begin af aan al weet dat je eigenlijk fout zit
Als rechtenstudent of jurist is het je dagelijkse missie om te overtuigen. Of het nou gaat om je docent die een tentamen nakijkt, je scriptiebegeleider die kritische vragen stelt, of in de toekomst de rechter/overheid/cliënt. Overtuigen is vaak het einddoel. Daarbij loop je op een gegeven moment het gevaar om in je eigen waarheid te gaan geloven. Het is ook niet belangrijk hoe je je gelijk haalt, maar dat je je gelijk haalt. Hierbij zijn alle geldige argumenten geoorloofd. Buiten het juridische domein valt er vaak echter niet veel te halen met dergelijke discussies, behalve een diepe frons bij je gesprekspartner.

4. Je hebt uitdrukkingen als ‘in beginsel’ of ‘op grond van’ in je dagelijkse taalgebruik zitten
Hier ontkomt uiteindelijk niemand aan. Juristentaal is nog altijd onnodig ingewikkeld. Dit kan voor vakmensen een bepaald gevoel van veiligheid geven. Voor de juridische leek zorgt het veel eerder voor vervreemding en misverstanden. Vooral het gebruik van ‘in beginsel’, of variaties daarop, kan een heel normaal gesprek in een betekenisloze woordenprut veranderen.

5. Je bent over het algemeen een pessimist
Van alle juridische literatuur die je leest, zal de overgrote meerderheid kritisch zijn tegen een bepaald juridisch verschijnsel. Ik verdenk schrijvers er ook wel eens van dat ze alleen maar kritisch zijn om maar iets op te kunnen schrijven over een bepaalde regeling. Dit heeft onoverkomelijk zijn weerslag op je wereldbeeld, tenzij je je daar heel bewust tegen verzet. Daarom sluit ik af met deze klassieke Hollandse wijsheid: als je niets aardigs weet te zeggen…