Toen ik mijn carrière als rechtendocent begon, was ik amper 23 jaar oud. Een jonge hond, die eigenlijk qua leeftijd en levensstijl meer bij de studenten hoorde dan bij zijn collega’s. Lekker dicht bij de doelgroep, laagdrempelig en toegankelijk dus. Dat beeld heb ik lang vastgehouden, maar het is tijd om daar definitief een punt achter te zetten en er openlijk voor uit te komen dat ik een oude lul ben geworden. Er waren al een tijdje tekenen aan de wand, maar één voorval heeft toch echt de doorslag gegeven.
‘Wernaart’
Dat mijn studenten in toenemende mate over me praten als een object in plaats van een persoon was zo’n teken aan de wand. Wernaart. Zonder geslacht of voornaam. Gewoon ‘Wernaart is er vandaag niet’ of ‘Wernaart heeft me een onvoldoende gegeven’. Wie zoek je? ‘Wernaart’. Alsof je een meubelstuk bent.
Een aantal voorbeelden
Dat mijn studenten totaal in verwarring zijn wanneer ze me tegen het lijf lopen in een openbare gelegenheid waar je plezier kunt hebben (denk aan een kroeg, een bioscoop of gewoon in een kledingwinkel). De verbaasde blik dat je ook een sociaal leven hebt (ik heb zelfs vrienden!) en daar uiting aan geeft, is een teken aan de wand.
Dat je geen begrip meer hebt voor studenten die ondanks hun kater en drie uur slaap toch naar je college komen, aangezien jezelf nog minder slaap hebt gehad omdat je een jonge vader bent, maar wel gewoon op tijd ten tonele verschijnt is een teken aan de wand.
Uit het veld geslagen
Maar het doorslaggevende voorval voltrok zich helemaal buiten de collegebanken om. Tijdens het hardlopen. Soms doe ik daar aan. Wanneer we de kinderen naar de opvang hebben gebracht, ren ik dan terug naar huis zodat ik precies op tijd aan mijn werkdag kan beginnen, maar ook heb gesport (misschien ook een teken aan de wand). De six-pack van vroeger is immers welhaast een one-pack geworden. Hartstikke knuffelbaar, maar zo nu en dan moet ik hem even in toom houden.
Twee jonge meisjes (ik schat ze een jaar of vfijtien) fietste voorbij, ik gok onderweg naar de nabijgelegen middelbare school. Beiden waren het type bondkraag, hippe rugzak voor in de vintage fiets-bak en te cool om vriendelijk te kijken of handschoenen te dragen. Toen ze me passeerde, zag ik dat ze met een kwaadaardige glimlach naar me keken. En toen begon het: ze minderden hun vaart en gingen me sarcastisch aanmoedigen: één, twee huppakee. Dit hielden ze ruim vijf minuten vol, de brutale vlegels! Ik wilde me niet tot hun niveau verlagen en heb wat gemompeld in de trend van ‘moeten jullie niet naar school of zo?’ en dat was dat. Ik was simpelweg te verbouwereerd om ook maar enigszins een gepeperd antwoord te geven op dit pestgedrag. Ze fietsten later trouwens ook nog eens heel rock-‘n-roll door het rode stoplicht, de waaghalzen.
Toen ik thuiskwam, drong het pas tot me door: ik ben ineens een oude lul geworden. Waar ik gisteren nog een van hen was (jong en rebels), ben ik nu onderdeel van de gevestigde orde. En daar moet tegenaan getrapt worden. Ik ben meteen naar de drogist gehold om anti-rimpel crème te kopen en heb mezelf op een fles jonge klare getrakteerd. Die is inmiddels van ellende op. De fles trouwens ook.