En daar was dan het oordeel van de Europese Commissie: Nederland verleende verboden staatssteun aan Starbucks. Waar was jij toen de pushnotificatie van de NOS (want dan weet je dat het belangrijk nieuws is) je smartphone deed trillen? Ironisch genoeg zat ik net in een college over, geloof het of niet, ongewenste belastingstructuren. Daar kwam een interessante gedachte in mij op.
Door Michiel Hennevelt
De gastdocent, tevens werkzaam bij EY Belastingadviseurs, begon zijn college met het onderscheid tussen belastingontduiking en –ontwijking. Belastingontduiking mag niet, belastingontwijking mag wel, zeker in de wereld van de belastingadviseur. Hoe passen de woorden van de Europese Commissie dat alle bedrijven ‘eerlijk belasting’ moeten betalen bij dit onderscheid? Mag je leemtes in de wetgeving misbruiken? Het begrip ‘eerlijk’ roept oneindig veel vragen op.
Eén ding is zeker: de wetgever en het bestuur zijn imperfect. Zonder meewerken van de belastingplichtige geen belastingafdracht. Als iedereen vanaf nu stopt met belasting betalen, kan de fiscus daar vrijwel niets aan doen. Wij moeten dus belasting willen betalen en dat willen we ook. Ten eerste vanwege de solidariteit die we met onze medeburgers voelen. Ten tweede omdat we vertrouwen hebben dat iedereen meedoet, gedeelde smart is halve smart. Voor bedrijven als Starbucks gelden deze redenen niet. Belasting is een kostenpost, die kostenpost moet zo laag mogelijk zijn om de strijd met andere koffiehuizen te winnen.
Moeten we dan inderdaad vertrouwen op de Europese Commissie? Of gaat BEPS ons redden, het initiatief van de OESO tegen belastingontwijking? Ik geloof van niet. Zowel de staatssteunregels als BEPS zijn uiteindelijk in wezen niet anders dan nationale wetgeving, die nu juist zo vatbaar is voor ontwijking.
Nee, de oplossing moet toch van het bedrijf zelf komen. De geschiedenis leert dat we er niet zonder meer op kunnen vertrouwen dat multinationals uit zichzelf aan deze morele plicht voldoen. Je moet bijna wel meedoen aan de agressieve fiscale structuren, anders verlies je de concurrentiestrijd, een waar prisoner’s dilemma. Groot verschil met het prisoner’s dilemma is echter dat multinationals wel met elkaar kunnen communiceren, zelfs bindende afspraken met elkaar kunnen maken. Mijn oplossing is buiten het belastingrecht al lang bekend en wisselend succesvol op bijvoorbeeld milieu- of marketinggebied: zelfregulering.
Zelfregulering kent voor- en nadelen. In de fiscaal-ethische literatuur is het fenomeen ‘tax in the boardroom’ een begrip geworden: fiscaal beleid is meer dan rechtsregels en moet op topniveau gestuurd worden. Zelfregulering zou een concrete invulling van deze visie kunnen zijn. Een ander voordeel is dat het probleem van de imperfecte wetgever opgelost wordt. Doordat bedrijven afspraken maken over wat wel en niet geoorloofd is, kunnen ze de wetgever bij wijze van spreken een handje helpen. Bedrijven moeten dan erkennen dat ze in werkelijkheid wel weten wat de wetgever bedoelt, en dat ook zullen naleven, ook al vertonen de regels ‘loopholes’. Als het aantal deelnemers maar groot genoeg is, biedt dat bovendien een garantie dat iedereen zich er ook aan wil houden.
Het tegenargument is dat bedrijven helemaal geen reden hebben om zichzelf extra belastingregels op te leggen. Die hebben ze wel. De imperfecte wetgever kan immers ook doorslaan en juist een overkill aan regels geven om elke mogelijke leemte dicht te smeren. Feit is bijvoorbeeld dat BEPS helemaal niet nodig was geweest, als multinationals er niet alles aan deden om zo min mogelijk belasting te betalen. Ondernemingen hebben dus, zowel tegenover de overheid als tegenover andere belastingbetalers, wel degelijk een belang bij het laten zien dat zij zelf hun verantwoordelijkheid nemen om bij te dragen. De vraag hoe deze verantwoordelijkheid ingevuld moet worden, gaat voor deze column helaas te ver.