Scriptiestress: opzet en methode

Ok, dus je hebt een onderzoeksvraag. Je hebt ook alle nodige informatie opgezocht om die vraag te kunnen beantwoorden. Voor een enigszins interessante juridische vraag geldt dan dat er nog steeds meerdere, soms zelfs tegenstrijdige, juiste antwoorden te formuleren zijn op die vraag. Het uiteindelijk gevonden, of beter gekozen, antwoord hangt natuurlijk af van de methode.

Door Michiel Hennevelt

In eerdere columns op Het Rechtenstudentje uitte ik mijn frustraties over het bedenken van het een onderwerp en het selecteren van bronnen. Het ware obstakel voor het succesvol afronden van de scriptie is echter het beantwoorden van de hoofdvraag, met het behulp van die bronnen. Als een juridische scriptie daadwerkelijk wetenschappelijk zou zijn, quod non, dan zou uit het gevonden bronnenmateriaal een dwingend, logisch antwoord voortvloeien. De moeilijkheid is dan het garanderen van de juistheid en de relevantie van die bronnen, niet zozeer de interpretatie die daarop volgt.

Neem bijvoorbeeld statistisch onderzoek. Statistisch onderzoek wordt in allerlei wetenschappelijke gebieden toegepast en op de uitkomsten kan zelfs beleid worden gebaseerd. Zeker nu het gevoel of de emotie steeds meer de politieke agenda bepaalt, is het gebruik van wetenschappelijk onderzoek zeker geen slechte zaak. Maar de term wetenschappelijk onderzoek wordt geweld aangedaan als daar ook de schrijfsels van rechtstheoretici onder worden geschaard, hoe interessant die schrijfsels ook kunnen zijn. Het blijven in wezen gewoon stellingnames van een expert en een andere expert kan weer tegenovergestelde stellingen innemen. Het gaat niet om feiten.

Dergelijke stellingnames door juridische experts komen dicht bij wat politiek eigenlijk is: van mening verschillen en over dat meningsverschil in debat gaan op basis van argumenten. Vandaar dat het niet gek is dat rapporten van bovengenoemde experts vaak niet als feiten aangenomen worden, maar slechts onderdeel worden van het politieke debat.

Als scriptieschrijvende rechtenstudent, naïef op zoek naar hét juiste antwoord op mijn onderzoeksvraag, waren de bovenstaande gewaarwordingen voor mij toch een klap in het gezicht. Het juiste antwoord op mijn vraag bestaat namelijk niet. Er bestaan wel verschillende juiste antwoorden op basis van verschillende invalshoeken, maar tussen die invalshoeken is weer geen rangorde aan te brengen. De keuze voor een bepaalde invalshoek is tot op zekere hoogte subjectief. Dat lijkt het schrijven van een scriptie een nutteloze exercitie te maken, slechts volbracht om de laatste punten voor het diploma te scoren en niet van een hoger niveau dan deze column.

De studiegids van Tilburg University geeft over de methode van de scriptie de volgende paradox:

Belangrijk voor het wetenschappelijk niveau van de masterscriptie is bovendien dat de student in staat is in de scriptie een persoonlijke en academisch gefundeerde visie op de probleemstelling te verwoorden en daarbij tevens oplossingsrichtingen aandraagt.

Zolang beide onderstreepte woorden in deze zin staan, klopt de zin niet. Het woordje ‘wetenschappelijk’ kunnen we niet wegstrepen, de universitaire rechtenopleiding moet immers haar pretenties hooghouden. Dan moet het persoonlijke geëlimineerd worden, maar kan dat? Moeten rechtenstudenten verplicht worden om echt wetenschappelijk onderzoek te doen, bijvoorbeeld door met enquêtes de straat op te gaan of data te verzamelen? Als het juridische vak als wetenschap serieus genomen wil worden, lijkt me dat inderdaad de enige oplossing.

Hulp nodig met zinsconstructies, de d’tjes en t’tjes of andere grammaticaregels? Bekijk dan hier onze tekstcorrectiedienst!