Rolmodel

Bijna een jaar geleden schreef ik in een column dat “je mij niet zou horen roepen dat Pietje Puk zo’n aardige jongen is”. Er kan een hoop gebeuren in een jaar, want door een bizarre plotwending kan ik nu niet anders dan toegeven dat ik hem inmiddels wel mag. Say whut?!

Ik had het zelf ook niet verwacht, maar Piet en ik bleken het best goed met elkaar te kunnen vinden. Dat niet alleen, we vonden het ook allebei een amusant tijdverdrijf om mijn boekenwijsheid over het strafrecht te vergelijken met zijn praktijkervaringen. ‘Zoals het hoort’ en ‘zoals het gaat’ bleken nou niet direct altijd volledig overeen te komen. Daardoor leerde ik ook heel veel dingen die ik nooit uit een boek had kunnen halen. Al had ik alles gelezen wat er op strafrechtelijk gebied geschreven is. Geweldig, en ook bijzonder fascinerend. Want ondertussen leerde ik Piet dus ook op een heel andere manier kennen dan de Piet die ik via de media kende. Of van die paar keer “hallo” of “dag” in het voorbijgaan.

Omdat hij – ervaren crimineel – en ik – deugneus – allebei ook vrij koppig zijn, waren de discussies die we voerden niet alleen heel vermakelijk, maar soms ook best pittig. En hoe pittiger de discussie werd, hoe interessanter ik het vond. Doordat zijn praktijkwijsheid en mijn boekenwijsheid regelmatig botsten, ging ik over sommige zaken meer nadenken, langer nadenken, extra nadenken. Een van de mooiste voorbeelden vind ik de discussie die we voerden over rolmodellen.

Hoe je van sommige kinderen op de basisschool soms al weet dat ze later van het rechte pad zullen afwijken en hoe je van sommige andere kinderen zeker weet dat ze nooit een scheve schaats zullen rijden. Dat dat vaak ook wel met de ouders te maken heeft; goed voorbeeld doet goed volgen, maar niet alle kinderen hebben natuurlijk een goed voorbeeld. Dan krijg je een soort vicieuze cirkel, waarbij het beroep van crimineel van vader op zoon wordt doorgegeven, omdat de zoon niet beter weet. Hij heeft uiteindelijk zijn vader als voorbeeld. Dat klinkt logisch, toch? Vond ik ook op dat moment. Maar toen zei Piet iets waarmee hij me in één keer stil kreeg. Stof tot nadenken, zogezegd.

“Ik deug niet, dat heb ik van mijn vader. Die was ook niet bepaald koosjer, hij was mijn voorbeeld, ik ben net zo geworden als hij. Ook al baal ik daar soms van, zou ik willen dat het allemaal anders was gelopen in mijn leven, maar het is nou eenmaal niet anders. Ik ben geworden zoals mijn vader, ik had hem immers als voorbeeld. Toen ik terecht kwam in PI X, moest ik daar zo snel mogelijk weer weg, want mijn broer was daar cipier. Mijn broer zegt dat hij niet het criminele pad is opgegaan, want hij wilde niet zo worden als zijn vader. Hij had immers zijn vader als voorbeeld.”

Touché.