Per ongeluk

Jaren geleden las ik een nieuwsbericht over een man die per ongeluk een marathon had gelopen. Ik had zelf nog geen hardloopervaring, maar ik wist dat een marathon iets meer dan veertig kilometer is en ik wist dat dat best een aardig eindje is om te rennen. Dat er idioten waren die dat voor de lol deden, prima, dat moesten ze helemaal zelf weten. Ik wist hoe dan ook dat je niet zomaar aan zoiets begon.

Dus ik werd nieuwsgierig. Hoe loop je in vredesnaam per ongeluk een marathon?! De man had zich ingeschreven voor een 10 kilometer-wedstrijd, nam ergens op het parcours de verkeerde afslag, vond dat het resterende deel van die 10 kilometer inderdaad “wel wat ver” voelde en voila. Zomaar dertig kilometer te veel gerend. Alsof het niks is. Ik vond het trouwens wel lullig dat hij vervolgens geen marathon-medaille kreeg, maar alleen de 10 km-variant.
Op zich had mij dat ook kunnen gebeuren. Op dat moment liep ik niet hard en had ik de onveranderlijke overtuiging dat ik dat ook nooit zou gaan doen, maar stel dát, ja, dan zou het eerder een prestatie zijn als ik niet de verkeerde afslag zou nemen.

Toen ik jaren later dus aan de start stond van de halve marathon (ja, ok, goed, hardlopen bleek toch nog best wel leuk te zijn eigenlijk), was dat ook zo’n beetje mijn grootste angst: de weg kwijtraken, verdwalen, verkeerde afslag nemen… Ik wist dat ergens op de route een splitsing kwam; de hele en de halve marathon startten tegelijk vanaf hetzelfde punt en ergens zouden de routes verschillende kanten op gaan. Ik vond het keispannend. Wat als ik de afslag zou missen?!
Gelukkig bleek die splitsing niet te missen, ging ik de juiste kant op en sjokte ik na dik 21 kilometer meer struikelend dan rennend over de finishlijn. Wat. Een. Takke-eind! Hoe je dát toch per ongeluk te veel kunt lopen! Ik vond het bijzonder.

Aan dit verhaal moest ik de afgelopen weken regelmatig denken tijdens de begeleiding van een scriptiestudent die in haar scriptie moest schrappen omdat ze over het maximaal aantal woorden heen was gegaan. Dat dat schrappen nogal een klus was, kon ik me voorstellen. Het is niet zomaar een kwestie van hier en daar een woordje weghalen; soms moet je hele stukken herschrijven. En dat je na het herschrijven ineens met meer woorden zit dan dat je wilde schrappen, ja, dat is ook niet bepaald een onbekend probleem.

Dus ik moedigde haar vanaf de kant aan. Schrappen, yes, je kunt het, nog even! Terwijl ik ondertussen ook liet vallen dat ik begreep hoe vervelend het is als je per ongeluk te veel woorden hebt geschreven of dat ik zelf weleens een examinator gesmeekt heb die 200 woorden die ik over de limiet zat door de vingers te zien. Nadat ze zo’n 1.500 woorden kwijt was, vroeg ik of ze er al bijna was. Ze moest hard lachen en vertelde me het aantal woorden dat ze in totaal moest lozen. Ik was compleet in shock en dat verhaal van die marathon leek me ineens héél plausibel.

Want het is mij nog nooit gebeurd dat ik per ongeluk 30.000 woorden te veel heb geschreven.