Opleiding of opvoeding?

Ongeveer een half jaar geleden stuitte ik op Facebook op een pagina die zich verzette tegen het paternalisme waarmee universiteiten in Nederland hun studenten kwellen. Tussentoetsen, verplichte colleges, BSA’s, het werd de initiatiefnemers van de pagina allemaal veel te betuttelend. Mijn reactie was aanvankelijk kritisch, die luie studenten moesten blij zijn met hun kansen en niet zo zeuren!

Door Michiel Hennevelt

Mijn bezwaren tegen de pagina kwamen vooral voort uit het pedante ervan. Het is het typische beeld van de student die denkt dat hij onsterfelijk is en alles wel even doet. Het merendeel van die studenten komt zichzelf gelukkig ergens in zijn opleiding een keer tegen, in het ergste geval omdat hij of zij daar dan mee moet stoppen. Allemaal prima, maar ondertussen heeft die student wel een heleboel geld gekost. Een rechtenstudie kostte in 2014, als je het netjes deed, ongeveer €85.000, waarvan je slechts een krappe €13.000 zelf betaalt. Hoewel die eigen bijdrage elk jaar wat stijgt, blijven de verhoudingen min of meer hetzelfde. Natuurlijk verdienen succesvolle studenten dit bedrag later dik terug voor de overheid, maar dat schept wel een verantwoordelijkheid om ook daadwerkelijk succesvol te zijn.

Ondertussen denk ik er wat anders over. Dat komt deels door eigen ervaringen die ik het afgelopen jaar heb opgedaan. Met een stage bij de Belastingdienst, het afronden van zowel een master als een tweede bachelor, het wekelijks schrijven voor Het Rechtenstudentje en het liefst ook nog drie of vier keer per week sporten, zouden verplichte colleges voor mij een onoverbrugbare barrière zijn. Universiteiten lijken te betuttelen met het idee dat niet alle studenten zelf de benodigde discipline voor hun studie kunnen opbrengen, maar straffen hiermee juist de studenten die alle mogelijkheden willen aangrijpen om nog meer te doen dan alleen studeren en aan hun persoonlijke ontwikkeling te werken. Dat past niet in een tijd waarin je diploma slechts één, niet doorslaggevende factor op je CV is.

Een ander omslagpunt was voor mij het eerstejaars vak ‘Perspectieven op Recht’ van Tilburg University. Dit vak bestaat deels uit een groepswerkstuk, het schrijven waarvan gepaard gaat met een prachtige syllabus voor het zachte prijsje van €10. Deze syllabus geeft niet alleen tot op de paragraaf aan hoe het werkstuk eruit moet zien, maar geeft ook een tijdschema van verplichte ‘vergadermomenten’ met je groepsgenoten, waarbij op elk moment het werkstuk in een bepaalde fase moet zijn. Zelfs bij een eerstejaars vak zie ik geen reden om de studenten zo bij de hand te nemen. Hoewel het de kwaliteit van de papers zeer wel ten goede kan komen, is de prijs die hiervoor betaald wordt een stuk hoger, namelijk de zelfredzaamheid die de student later in zijn carrière zo hard nodig zal hebben.

Wat zou het gevolg zijn als alle betutteling achterwege werd gelaten? Elk vak bestaat dan uit een stel colleges met daarna een eindtentamen of een essay, zie maar hoe je er komt. Het gevolg is waarschijnlijk dat een grotere groep studenten afvalt, wat echter op langere termijn weer bij zou moeten trekken. De studenten die wél hun diploma behalen, zijn echter meer waard. Niet alleen omdat ze met minder zijn, maar ook omdat ze met meer bagage dan alleen vakkennis van hun opleiding komen. Universiteiten zouden de betutteling dus binnen de perken moeten houden, als zij tenminste belang hechten aan de waarde van hun alumni op de arbeidsmarkt, en niet alleen kijken naar de financiële voordelen van zo veel mogelijk afstudeerders.