Ongelijk bekennen

“Zo, dus jij studeert rechten?” vroeg de advocaat die tegenover me zat. “En vind je dat leuk?” Op dat moment vond ik rechten studeren echt nog het tofste dat er was. Alles was interessant, ook al had ik zo mijn bedenkingen over staats- en bestuursrecht en kon goederenrecht me ook nog niet echt bekoren. “Ja,” zei ik dus maar, “over het algemeen vind ik het ontzettend leuk.” Hij vond dat maar vreemd. Advocaat zijn, ja, dat was enig. Maar de rechtenstudie was in zijn ogen een verschrikking. Toen hij dat zei, had ik m’n propedeuse nog niet eens. Dat beloofde dus veel goeds.

Inmiddels heb ik die hele rechtenstudie achter me gelaten. Ok, bijna, alleen die scriptie dus nog, maar toch. Al die tijd heb ik me afgevraagd of ik het na mijn studie met die advocaat eens zou zijn; was de rechtenstudie vreselijk? Alhoewel ik goederenrecht leuk ben gaan vinden, maar staats- en bestuursrecht kansloos bleven, kon ik oprecht zeggen dat ik het faliekant oneens was met de beste man. Rechten studeren is – ondanks de deadlines, het vele lezen, het zwoegen, het schelden en de tentamenstress – uiteindelijk een van de leukste dingen die ik in mijn leven gedaan heb.

Of er verbeteringen mogelijk zijn? Natuurlijk! Die zijn er! Puur studietechnisch zijn staats- en bestuursrecht reddeloos verloren, maar ik moet eerlijk toegeven dat dat misschien ook wel te maken heeft met de manier waarop deze vakken – aan de OU althans – onderwezen worden. Pas na mijn studie ben ik met deze rechtsgebieden in de praktijk in aanraking gekomen en toen bleken deze vakken helemaal niet zo saai, stoffig en ellendig als ik tijdens de studie dacht.

Alhoewel ik dat voor bestuursrecht stiekem al wel een heel klein beetje wist eigenlijk, want tijdens mijn studie heb ik bij Vluchtelingenwerk gewerkt en dat was natuurlijk ook allemaal bestuursrecht wat de klok sloeg. En ook sanctierecht had toch meer weg van bestuurs- dan van strafrecht.

Constitutioneel recht wist mij tijdens de studie niet te overtuigen, terwijl ik toch echt wel van geschiedenis hou en de periode waarin ik het vak deed wél echt constitutioneel smullen was: verkiezingen, abdicatie, Máxima die zei dat ze haar schoonmoeder ging opvolgen… En de tentamens deed ik in het studiecentrum in Den Haag: op twee koprollen afstand van het Binnenhof. Maar het mocht niet baten. Constitutioneel recht prijkt op de tweede plek in mijn lijstje van vakken met de meeste tentamenpogingen.

Inmiddels weet ik dat ik misschien wel wat voorbarig ben geweest met die antipathie. Vorige week ben ik namelijk naar de Tweede Kamer geweest en eigenlijk, éigenlijk was dat een hele boel interessanter dan ik dacht. Die hele plek ademt geschiedenis, dus ik voelde me echt als een vis in het water. De Handelingenkamer vond ik onwaarschijnlijk indrukwekkend en het debat dat we volgden (over de WMO, een bestuursrechtelijk onderwerp notabene!) vond ik zó interessant dat ik eigenlijk liever had willen blijven zitten. Go figure.

Ik denk dat ik die advocaat toch gelijk zal moeten geven…