Stel je een rijtjeshuis voor, met een tuintje. Een keurig huis, alles is opgeruimd, keurig geordend, alles heeft zijn eigen plekje, spic & span, tuintje keurig aangeharkt. Dan raast er een korte maar heftige storm over het huis en het huis ligt compleet overhoop. Niets ligt meer op de juiste plek, het huis is half ingestort en het tuintje heeft meer weg van onbegaanbaar gebied. Je hele wereld ligt op z’n kop. Zie je het voor je? Goed. Zó voelt het namelijk ongeveer als je rechten gaat studeren.
Niet alleen leer je een nieuwe taal spreken, het ‘juridisch’, ook krijgen dingen waarvan je dacht de betekenis te kennen een heel nieuwe betekenis.
De noodweer heeft bijvoorbeeld totaal niets te maken met donder en bliksem; het noodweer. Alhoewel het bij de en het beide behoorlijk tekeer kan gaan. Of: ‘De politie heeft de dader gepakt.’ De politie heeft een verdachte gepakt en een verdachte is pas een dader nadat hij veroordeeld is door de rechter.
Als je iets per ongeluk hebt gedaan en dus helemaal niet met opzet, kan het best zijn dat je het in het juridisch wel met opzet hebt gedaan. Opzet is opzet, dacht je altijd, maar dan blijkt er ook voorwaardelijk opzet te bestaan. En boos opzet. En kleurloos opzet. En dan zijn er ook nog de bewuste schuld, onbewuste schuld en aan opzet grenzende roekeloosheid.
Wanneer de conducteur in de trein zegt dat je je eigendommen moet meenemen, zegt hij in het juridisch iets heel anders dan in het Nederlands. De eigendom is ook niet hetzelfde als het eigendom. De omschrijving van Van Dale van het eigendom (zaak die men in eigendom bezit) rammelt juridisch ook. Want een bezitter hoeft niet de eigendom te hebben en een eigenaar hoeft geen bezitter te zijn.
En een mens. Een mens heeft bepaalde rechten. Maar wat is een mens? ‘Duh!’ zou je bijna roepen, maar eigenlijk is er niets ‘duhs’ aan. Of iemand mens is of niet hangt nauw samen met een mensenleven. Maar wanneer begint een mensenleven (met rechten)? Bij de geboorte? Of eerder? Hoe veel eerder? Een mensenleven eindigt met de dood, dan heb je geen rechten meer. Maar wanneer bén je dood? Hoe zit het als je hersendood bent? Ben je dan nog mens? Hoe zit het met recht op leven? En heb je het recht om dood te gaan wanneer je wilt?
Wat in de media wordt omschreven als moord is in het juridisch soms helemaal geen moord. Onschuldig bestaat niet; vrijspraak betekent niets meer dan dat de rechter niet wettig en overtuigend bewezen acht dat je schuldig bent. Terwijl je het best ‘gedaan kunt hebben’. Andersom kan ook; je kunt nog zo onschuldig zijn, als de rechter ervan overtuigd is dat je het hebt gedaan en je hebt de bewijzen tegen…
Na een paar jaar rechtenstudie bouw je een nieuw huis, met een nieuw tuintje. Je ordent alles opnieuw en alles heeft weer zijn eigen vertrouwde plekje. Alles is weer keurig op orde. Maar dan kijk je naar buiten. De huizen van je buren, leken, staan ondersteboven.