Tijdens het opruimen van mijn boekenkast kwam ik ‘m ineens weer tegen: het theorieboek van het integratiepracticum. Het integratiepracticum is het vak waarmee de OU de bachelor Rechten afsluit. Inmiddels is de opzet van het vak compleet veranderd, maar de essentie blijft hetzelfde: zelfstandig een casus oplossen en die bepleiten voor een ‘rechtbank’.
Toen ik het vak deed, kreeg ik drie dossiers toegestuurd; een strafrechtelijke zaak, een privaatrechtelijke en een bestuursrechtelijke. Zonder overleg van wie dan ook moest ik uit die dossiers de relevante rechtsvragen halen en die vervolgens uitwerken; juridisch kader, toepassen op de casus, het hele circus. Daarna moest ik een virtuele pleitstage doen en tot slot kreeg ik te horen wie ik op de slotdag in welke zaak moest verdedigen/vertegenwoordigen en daarvoor het pleidooi schrijven.
Bij die virtuele pleitstage hoorde dus het theorieboek dat ik tegenkwam en ik bladerde het nog even door. Ik zag weer veel open deuren ingetrapt worden (niet in je neus peuteren tijdens je pleidooi), maar ik kwam ook het hoofdstuk tegen over de analyse van de pleitsituatie; het maken van de pleitinventaris. Ik weet nog dat ik dat hoofdstuk destijds echt met verbazing heb zitten lezen.
Dat je je van tevoren moet bedenken in welk rechtsgebied de zaak thuishoort, lijkt me nog altijd niet meer dan logisch. Dossierkennis, onmisbaar, weten wie de cliënt is en wat zijn doel is, so far so good. Maar in die analyse hoort bijvoorbeeld ook thuis dat je weet in welke zaal je moet pleiten. Die zaal moet je het liefst ook nog even van te voren bezoeken, want je moet weten hoe de akoestiek is, de temperatuur en hoe het met het licht gesteld is.
Je moet ook weten wie de rechter is en daarom moet je vooraf vragen over die rechter beantwoorden: is de rechter gevoelig voor vleierij, houdt de rechter van humor, hoe goed is de rechter in het algemeen voorbereid, heeft de rechter een hobby die met deze zaak te maken heeft… Je hoeft nog net niet te weten welk merk ondergoed de rechter het liefste draagt. Maar dan ben je er nog niet! Al die vragen moet je ook beantwoorden over de advocaat van de wederpartij/de officier van justitie én als het om een andere advocaat gaat, moet je weten of die zich makkelijk uit de tent laat lokken. En tot slot moet je je ook grondig verdiepen in de griffier; moet die er (indirect) op worden gewezen om belangrijke uitspraken te noteren en staat hij bekend als iemand die betrouwbare aantekeningen maakt?
Het is nogal wat! Voordat er inhoudelijk ook maar een letter van je pleidooi op papier staat, heb je al minstens drie mensen gestalkt. Gelukkig is dat tegenwoordig met alle social media een stuk makkelijker dan vroeger. Maar voor wie het stalken ook via internet nog niet onder de knie heeft: de NHA heeft een cursus ‘Detective’. Misschien iets voor je minor?