Onlangs deelden we een artikel van de Volkskrant, met als titel ‘Het is nog steeds zijn woord tegen het hare, #MeToo, Je bent slachtoffer van verkrachting en de rechter straft de dader. Zo gaat het dus vaak niet. Het verhaal van Lisa, Ana en Miranda, die op zoek gingen naar gerechtigheid.’
Het resultaat was helaas is een erg onsamenhangend artikel, waarin nogal wat zaken op een hoop werden gegooid. Ook werden er tussen de regels door naar mijn idee ontzettend gevaarlijke aannamen gedaan die niet ten goede komen aan het functioneren van onze rechtsstaat. Voor mijn gevoel is dit artikel echter wel de journalistieke richting waarin veel schrijvers zich bewegen. Dat baart me zorgen.
Laat het duidelijk zijn: alles wat met seks te maken heeft, moet geschieden in een vrije sfeer waarbij wederzijdse goedkeuring en respect de kern moeten vormen. Alles wat daarbuiten valt lijkt me grensoverschrijdend en daarmee verwerpelijk. De vraag in deze context is alleen: welke rol speelt een rechter hier precies in?
Maatschappelijke stroom v. zedenrecht
De #MeToo beweging lijkt me in de kern een zeer welkome, nodige en krachtige stroom in onze samenleving die probeert seksueel overschrijdend gedrag uit een taboesfeer te trekken, bespreekbaar te maken en waar nodig daders van dit grensoverschrijdende gedrag aan te spreken. Dit is een maatschappelijke beweging die een eveneens maatschappelijk debat op gang brengt en veel aspecten van seksueel overschrijdend gedrag omvat. Het zedenrecht is een rechtsgebied dat slechts gaat over een deel van deze gedragingen, namelijk die gedragingen die aantoonbaar de wet hebben overschreden.
De maatschappelijke discussie en het zedenrecht hebben uiteraard veel met elkaar van doen. Het zedenrecht is een juridisch antwoord op de problematiek die de maatschappelijke discussie aan de kaak stelt. Echter, het lijkt me onverstandig beide klakkeloos op één hoop te gooien, zoals in het Volkskrant artikel gebeurt. Hier zien we namelijk verschillende problemen naadloos in elkaar overgaan onder dezelfde krantenkop. Het gaat bijvoorbeeld over de problematiek van jonge geliefden die hun grenzen niet goed aan weten te geven op seksueel gebied, de problematiek van slachtoffers van een zedenmisdrijf die uit schaamte geen aangifte durven te doen, tot de problematiek van het vergaren van overtuigend bewijs van een groepsverkrachting in een bestelbusje. Niet al deze problemen hebben een juridische component.
Het feit dat, zoals het artikel stelt, slechts dertien procent van de slachtoffers van seksueel geweld aangifte doet, is niet het gevolg van een rechter die ligt te slapen. Het is wel het gevolg van andere factoren die bijdragen aan een gevoel van schaamte van het slachtoffer. Een van de meest genoemde factoren is het feit dat het slachtoffer de dader kent en daardoor geen aangifte durft te doen. Een rechter die de wet moet toepassen in een concrete situatie kan vrijwel onmogelijk een antwoord geven op dit vraagstuk. Ook kan de rechter moeilijk wat vinden op het probleem dat jongeren hun grenzen niet goed kunnen aangeven. Dit zijn wel zeker serieuze problemen die ervoor zorgen dat daders van zedendelicten inderdaad lang niet altijd worden gestraft. Echter, niet ieder maatschappelijk probleem kan (of moet) opgelost worden door een rechter en soms juist wel door opvoeders, leraren en (andere) rolmodellen. Het zou misschien al heel veel schelen als bijvoorbeeld de gemiddelde parfum-reclame minder hijgerig wordt en het ‘playing hard to get’-idee minder wordt verheerlijkt.
Mijn woord, het zijne doet er niet toe?
Ik vind het dan ook gevaarlijk dat we al deze problemen op een hoop gooien en vervolgens suggereren dat dit moet leiden tot een grondige hervorming van het recht. ‘Het is nog steeds zijn woord tegen het mijne’, valt denk ik nog altijd te verkiezen boven ‘het is mijn woord, het zijne doet er niet toe’. Ik kan best een aantal landen opnoemen waar het strafrecht zo werkt. De ter dood veroordeling van de Pakistaanse Asia Bibi wegens godslastering is daar een mooi voorbeeld van.
Maar ook genuanceerdere oplossingen voor het ‘haar woord tegen het zijne’-probleem, zoals de Zweedse ‘sexual consent law’ moeten denk ik goed overdacht worden. Het klinkt natuurlijk top dat iemand in woord of gebaar ‘ja’ moet zeggen voordat er seks mag plaatsvinden, maar het lijkt me praktisch niet heel erg hanteerbaar als maatstaf in een rechtszaal. De consequenties voor fundamentele principes zoals het ‘unus testis nullus testis’-beginsel moeten denk ik goed in kaart gebracht worden willen we in Nederland een dergelijke stap zetten.
#MeToo is dus broodnodig
En dus is de #MeToo beweging broodnodig. Juist ook om de maatschappelijke problemen die we niet met de wet kunnen oplossen in kaart te brengen en waar nodig een oplossing te bieden. De beweging is dus een essentieel element in het zoeken naar verbetering op dit vlak. Echter, ik zie een hele grote valkuil. Seksueel overschrijdend gedrag is moreel zo zwaar dat het ertoe kan leiden dat de beweging ten onder gaat aan haar eigen morele gewicht. Wanneer we ons strafrecht fundamenteel anders gaan inrichten en we niet durven te zeggen dat iets misschien niet zo’n goed idee is vanwege dat morele gewicht, dan bijt de beweging zichzelf in de staart, en bewerkstelligt het waarschijnlijk het tegenovergestelde van waar het voor staat.