Ik studeer rechten! Toch?

Het heeft destijds denk ik drie weken geduurd. Ik kon ongeveer drie weken roepen “ik ga rechten studeren!” voordat ik me inschreef en begon met de studie. Voordeeltje van studeren aan de Open Universiteit toen. Ik was acht maanden zwanger én ik wilde direct beginnen, dus de OU was de beste keuze.

Die drie weken roepen “ik ga rechten studeren” was een techniek die ik had opgedaan door te kijken naar Dr. Phil. De beste man kwam dagelijks op tv en had zo nu en dan best goeie ideeën. Een stel dat niet kon besluiten of de verhuizing naar staat A in het westen of staat B in het oosten moest zijn, kreeg het advies om drie weken lang te leven alsof ze de keuze voor staat A hadden gemaakt en daarna drie weken alsof staat B het plan was. Na zes weken wist je dan van welke keuze je gelukkiger werd. Ik werd gelukkig van de uitroep “rechten studeren”, dus ik ging ervoor.

Maar ja, toen studeerde ik dus rechten. Op papier, want in de praktijk had ik m’n boeken nog niet eens. Die kwamen een week later. Ik volgde de basiscursus en had het idee dat ik er qua rechten nou niet heel veel wijzer van was geworden. Daarna inleiding strafrecht, ok, maar als iemand zei: “Hey, jij studeert toch rechten?! Ik heb deze broek gekocht, maar…” had ik werkelijk geen flauw idee hoe het zat. Dus hoe kon ik dan met goed fatsoen beweren dat ik rechten studeerde? Ik moest altijd een beetje lachen als ik mezelf dat hoorde zeggen. “Hahahaha, tuurlijk, meisje!” En wanneer ik dan een medestudent – die minder ver gevorderd was in de studie dan ik – zichzelf “jurist” hoorde noemen, rolde ik altijd zo met m’n ogen dat ik zo ongeveer de achterkant van m’n brein kon zien. Ha! Ha! Ha!

Na alle inleidende vakken (hallo, propedeuse!), wist ik met name dat er ontzettend boel veel was dat ik nog níet wist. Pas tijdens de laatste vakken durfde ik vol overtuiging te zeggen “ik studeer rechten jonguh!” Dat mocht tegen die tijd ook wel, want ik stond op het punt om m’n bachelor binnen te harken én ik had ook al een mastervak in the pocket.

Inmiddels hoef ik alleen nog maar die -censuur-scriptie te schrijven (ja, nog steeds, I know, I know), dus als ik mezelf nu hoor zeggen “Ik studeer rechten” moet ik weer een beetje lachen. Helemaal niet, ik ben zo goed als klaar, hou op met me. Terwijl “ik heb rechten gestudeerd” ook niet helemaal de lading dekt; daarvoor heb ik eerst nog 10.000 woordjes nodig – helaas niet in willekeurige volgorde. Dus ik hou het maar op: “Ik zit in de afrondende fase van mijn rechtenstudie”. Mwah. Dat kan ermee door.

Wat ik inmiddels wel al een poosje doe, is mezelf jurist noemen. Want dát vind ik mezelf dan weer wel. Maar toen was daar Pietje, die dat hele juridische aan mij wel leuk vond, maar me toch ook wist te melden:
“Jij bent nog helemaal geen jurist joh, je moet je scriptie nog schrijven!”
“En bedankt hè, delinquent! Ik heb wel m’n bachelor én alle mastervakken al hoor, dus wat ben ik volgens jou dan wel?”
“Nou, gewoon. Rechtenstudentje.”
Argh! RechtenstudentJE ook nog eens! Schiet mij maar lek.