Nu het einde van mijn studie écht in zicht is, heb ik het idee dat ik minder weet van het recht dan toen ik begon. Tijdens een bijeenkomst voor het vak Voorbereiding onderzoek (voortraject van de scriptie), zei de examinator ook zoiets: “Recht is nooit af, je kunt altijd alles weer ter discussie stellen.” Dus waar ik tijdens de propedeusevakken nog vaak vond dat de auteur van het studie- of werkboek automatisch gelijk had, zeg ik in de master tijdens het studeren vaak hardop tegen zo’n auteur: “Ja, dat kun jij nou wel zo mooi beweren, maar ís dat nou wel zo?”
Gelukkig bevestigde een docent van een ander vak dat dat twijfelen aan wat iemand beweert, juist een teken is dat je op de goede weg zit. “In tijdschriften zie je dat weleens, zo’n hele batterij aan titels voor iemands naam. Ondanks al die titels, is het echter nog niet gezegd dat hij gelijk heeft. Je moet altijd kritisch blijven!” Zo heb ik ook al een paar keer gehoord dat het recht niets anders is dan twee verschillende meningen, waarbij de mening met de beste argumenten wint.
Al dat twijfelen en vragen stellen en denken over ‘het recht’, is wat deze studie nu juist zo leuk maakt. Of het nu onredelijk is of onbillijk, in het Duits bijvoorbeeld krijgt ‘mit’ altijd de derde naamval. Daar is geen discussie over mogelijk. Oké, ‘een beetje pandrecht’ bestaat ook niet – je hebt het of je hebt het niet-, maar een beetje ‘kissebissen’ over de vraag of een verkeerd geschilderd tuinhekje ongerechtvaardigde verrijking is, kan je zomaar uren van je leven kosten. Ook als je met totaal iets anders bezig bent.
Vorige week trok de tandarts waar ik werk een verstandskies. Terwijl ik de tray met gebruikte instrumenten opruimde en ik die kies zag, begon ik me van alles af te vragen over die kies. Lichaamsdelen zijn geen zaken, maar is een kies een lichaamsdeel? Van wie heb ik eigenlijk toestemming gekregen om die kies weg te gooien? En als we die kies bewaren voor studenten Tandheelkunde, is het dan wél een zaak? Soms zit er een gouden vulling in een kies en bewaren we de kies totdat er een opkoper komt die ons betaalt voor het goud. Maar kunnen we die kiezen eigenlijk wel verkopen? Zijn we beschikkingsbevoegd?
Hoe theoretischer de vraag, hoe beter het wordt wat mij betreft. Neem moord; ‘iemand van het leven beroven’. Is dat dan ‘het verkorten van iemands leven’? Als je je schoonmoeder neerschiet vlák voordat ze aan boord van een vliegtuig stapt en ze is gelijk dood, dan heb je duidelijk haar leven verkort en is het moord (als je er van te voren ook nog even uitgebreid over hebt nagedacht natuurlijk). Of ze is niet gelijk dood, maar ze komt in het ziekenhuis terecht, ligt drie dagen aan de beademing en gaat dan dood. Nog steeds moord, toch? Maar stel nou, stél ze ligt drie dagen op de intensive care, terwijl het vliegtuig, waar ze al met één been was ingestapt, voordat je haar neerschoot, tijdens het opstijgen crasht en er zijn geen overlevenden. Had je schoonmoeder in dat vliegtuig gezeten, dan had ze het niet overleefd. Maar ze zat niet in dat vliegtuig, ze lag drie dagen op de IC. Dan heb je haar leven niet verkort, maar juist verléngd. Is het dan nog steeds moord? Heb je nog steeds ‘iemand van het leven beroofd’, als diegene zonder jouw tussenkomst al drie dagen niet meer geleefd had?
Hoe meer je leert, hoe minder je weet. Heerlijk vak hebben we toch?! Zeg nou zelf!