Hoe democratisch moet een noodwet zijn?

De Tijdelijke Wet Maatregelen Covid-19 houdt de gemoederen al een tijdje aardig bezig. Het wetsvoorstel moet een wettelijke basis leggen voor de corona-noodmaatregelen. In het voorstel zien we dat (voornamelijk) ministeriële regelingen worden gesuggereerd om snel te kunnen ingrijpen in onze samenleving om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Deze maatregelen hebben mogelijk impact op fundamentele rechten, zoals het recht op privacy en eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.

Zo is de groep Viruswaarheid fel tegen deze voorgenomen wet, en stelt onder meer dat middels deze wet een ‘totalitaire dictatuur’ gevestigd wordt waarbij de grondwet lukraak geschonden kan worden, en besluitvorming niet het gevolg meer is van een democratisch proces. Dat eerste is klinkklare onzin, dat laatste is iets waar we het over moeten hebben.

De in het wetsvoorstel genoemde ministeriële regelingen zijn een vorm van delegatie van wetgeving. Dat is op zich niet zo spannend: onze wetgever kan zich nu eenmaal niet dagelijks met alle te nemen beslissingen in dit land bemoeien. Men delegeert dus met regelmaat beslissingsbevoegdheid aan de uitvoerende macht. Zo kunnen enkele ministers worden aangesteld om over een bepaald onderwerp zonder tussenkomst van onze wetgever nadere regels te stellen die voor iedereen gelden.

Totalitair regime?

Dit wil echter niet zeggen dat dit iemand als minister de Jonge onbeperkte macht geeft over de manier waarop wij onze grondrechten kunnen genieten. Het wil ook niet zeggen dat we Gestapo-achtige praktijken krijgen waarbij mensen willekeurig van hun bed gelicht worden. Deze nadere ministeriële regelingen moeten namelijk binnen de kaders van deze noodwet passen en mogen geen ontoelaatbare inbreuk opleveren met onze grondrechten.

Wie toetst wat wanneer?

Het moment van toetsing, alsmede diegene die toetst, verandert alleen met zo’n delegatievorm. Waar normaal gesproken bij het aannemen van een zogeheten wet in formele zin – zoals ook deze tijdelijke wet – de wetgever zelf toetst of een nieuwe wet in overeenstemming is met onze Grondwet, is het zo dat bij zo’n ministeriële regeling de rechter bevoegd is om dit indien nodig achteraf te toetsen. Iedere ministeriële regeling moet dus voldoen aan datgene wat in de Grondwet is bepaald. Daarnaast is het zo dat de rechter zowel de ministeriële regelingen als de tijdelijke wet zelf kan toetsen aan geschikte bepalingen uit het internationale recht. Denk daarbij aan artikelen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Politiek gevoelig

Normaal gesproken vindt delegatie plaats in de context van politiek onbeladen onderwerpen. En daar wringt hier een beetje de schoen: het betreft hier enorm gevoelige onderwerpen waarbij Nederlanders soms lijnrecht tegenover elkaar lijken te staan: velen geven graag hun mening. Ongetwijfeld proberen de indieners van het wetsvoorstel een manier te vinden om effectief het virus te bestrijden. Wanneer bij iedere coronamaatregel iedereen zijn zegje wil doen, is dat echter weinig praktisch. Tegelijkertijd hoort wel bij een democratie dat er debat kan zijn over maatregelen, zeker wanneer het om onze vrijheden gaat.

Wat is ‘democratisch’?

De vraag is nu wat we democratisch genoeg vinden: volstaat het wanneer een wetgever goedkeuring geeft aan een noodwet, en deze dus zelf toetst aan de betreffende grondrechten vooraf, met daarnaast een rechter die de ministeriële regelingen die hieruit voortvloeien achteraf aan diezelfde grondrechten kan toetsen? Of vinden we dat de toetsing van maatregelen aan grondrechten per definitie iedere keer door de wetgever zelf getoetst moet worden tijdens deze crisis? En wanneer is het nog praktisch? De laatste aanpak is vele malen tijdrovender dan de eerste. Een en ander wordt ook nog eens bemoeilijkt door het feit dat een groep Nederlanders vindt dat er eigenlijk überhaupt geen noodsituatie is. Dat zal het niet makkelijker maken om het instrument der wet te gebruiken om deze crisis te bezweren op een manier waarbij zoveel mogelijk mensen zich prettig voelen. Het is koorddansen geblazen voor onze wetgever, die al deze vragen de komende weken mag gaan beantwoorden. Dat is ten slotte zijn werk.