High society

Toen ik in 2003 het HBO verruilde voor de universiteit verwachtte ik niet dat er veel zou veranderen. Ik had eigenlijk helemaal geen beeld bij ‘de universiteit’ en ik koos ook voor een kleine studie (minder dan tien eerstejaars) dus de grote, massale hoorcolleges gingen volledig aan mij voorbij. Maar tijdens de El Cid-week kwam ik in de Hooglandse kerk terecht voor een praatje van de burgemeester. Na afloop daarvan had ik het gevoel bij een elitegroep van uitverkorenen te horen.

De gedachte om mee te doen aan die introductieweek omdat er weinig eerstejaars zouden zijn, was niet eens zo’n heel gek idee. Ons groepje bestond uit vijf studenten Duits en drie studenten psychologie. Twee van die psychologen in spé vertrokken naar een ander groepje, waarin hun ‘vriendinnetjes’ zaten, en zo bleven wij over met één psycholoog in spé, volgens mij heette ze Miranda. Tijdens het eerstejaarsfestival deden we mee aan karaoke, wat op dat moment een briljant plan leek. We kozen voor het liedje ‘Oh Tannenbaum’, om er alvast een beetje in te komen, maar de tekst die in beeld verscheen was Engels. Veel verder dan ‘Oh Tannenbaum, Oh Tannenbaum’ kwamen we dus niet en de rest van de week gingen we door het leven als ‘De Tannenbaumen en Miranda’.

In die week bezochten we ook de vijf grootste studentenverenigingen van Leiden. Stiekem wilde ik best wel bij Minerva. Geweldige geschiedenis natuurlijk en toch ook echt wel het corps, het leek me wel wat. Maar voor zoiets moet je natuurlijk ook iets dieper in de buidel tasten en – in tegenstelling tot de vooroordelen en het beeld dat ik die dagen kreeg – ik had geen ouders die dat voor me zouden betalen. Daarnaast had ik het gevoel dat ik niet de juiste studie deed om lid te mogen worden van Minerva (want geen geneeskunde, rechten of psychologie), mijn haar was niet glad maar pluisde alle kanten op, en – eerlijk is eerlijk – ik zag wel een beetje op tegen de ontgroening. Ik ben een watje. De rest van de Tannenbaumen en Miranda had he-le-maal niets met Minerva, dus op de rondleiding en de barbecue na ben ik daar die week ook niet meer geweest. Mijn El Cid-groepje kwam terecht bij SSR.

Alhoewel ik er daarna nooit meer geweest ben, vond ik de inauguratie wel bijzonder. Die vond plaats in het academiegebouw, geweldig, en had nog zo wat ritueeltjes die ik wel aardig vond. Zoals ik al zei, daarna begon de studie echt en bleek ik de traditie van afwasverplichtingen op de vereniging een stuk minder interessant te vinden. Bier kon me ook niet zo bekoren en zo bleef er eigenlijk bar weinig over van het elitegevoel, de uitverkorenen, het echte (?) universiteitsgevoel. Het deed me allemaal wat schools aan en mijn beeld over ‘de universiteit’ bleef gelijk: ik had ‘m niet.

Vorige week vrijdag belandde ik bij de oratie van Nick Huls. Niet alleen vond ik de man zelf bijzonder inspirerend, het onderwerp waar hij over sprak boeide me ook meer dan ik als strafrechtliefhebber zou willen toegeven. De receptie achteraf was gezellig, ik was in goed gezelschap, en ik vond het zeker voor herhaling vatbaar. Want vooral dat hele ritueel eromheen… Ik vond het práchtig! Blijkbaar ben ik echt een sucker voor academische tradities.

Bron afbeelding: Rudolphous (via U.S. Embassy The Hague – Flickr)