Wanneer je denkt dat het einde in zicht is van een essay, scriptie of thesis, zie je opeens het lege kopje op de laatste pagina: de bronvermelding. Ook wel: de bibliografie, de literatuurlijst, de eindnoten of die ene paragraaf die de docenten ook liever zouden overslaan, enzovoorts.
Door Eva te Dorsthorst
Wat die laatste omschrijving betreft, valt er echter wel een onderscheid te maken in twee soorten docenten: de ene soort zal geen enkele aanmerking vinden op de bronverwijzing (vrij vertaald: hij of zij heeft hier geen seconde bij stilgestaan). De andere soort zal nog voor het inhoudelijk nakijken het document in kwestie retour sturen, waarbij nagenoeg elke noot is aangevuld met extra komma’s, voorletters van auteurs en websitedateringen. Helaas voor elke student die om 2 voor 12 zwoegt op vragen als: ‘Moet ik nou een of meerdere voorletters van de auteur benoemen – moeten de voorletters überhaupt genoemd worden?’ leert ervaring dat daar van tevoren geen goede gok over te maken valt.[1]
Als laatste redmiddel ter opzetting van de bronvermelding werpt menig student vlak voor de deadline nog een snelle blik op de reeds gemaakte voetnoten. Hier begint het leed: deze voetnoten doen vaker de moed in de schoenen zakken dan dat ze een stap vooruit zijn. Door het document worden over het algemeen in de voetnoten wel wat hyperlinks en paginanummers gezet, met name op de eerste (ambitieuze) pagina’s. Maar… waren die nou van het artikelsgewijs commentaar of het handboek? En waar waren die boeken dan ook al weer gepubliceerd en op welke datum?
Lees ook: Scriptiestress – Bronnen
Zelfs als een student zo scherp is geweest om tijdens het schrijven duidelijke voetnoten aan te houden, wordt het proces er niet gemakkelijker op. Immers, alleen al de Leidraad voor juridische auteurs beslaat meer dan honderd pagina’s. Dat is natuurlijk niet zonder reden. De opties binnen het systeem van de Leidraad zijn immers al veelzijdig: verkort of volledig verwijzen in de voetnoten, volledige of verkorte eindnoten of zelfs verwijzen in de hoofdtekst (waarbij de laatste dan ook de verschillende vormen aan kan nemen van opname in de tekst zelf, tussen haakjes of in andere letters).[2]
Het leed wordt alleen maar erger als de student geen duidelijke instructie heeft gekregen welke verwijsstijl te gebruiken. Naast de Leidraad kan een student kan er natuurlijk ook voor kiezen om te verwijzen volgens OSCOLA (the Oxford University Standard for Citation of Legal Authorities). Daarnaast is de Harvard style, of een variant daarop, de APA-norm, populair voor teksten die niet strikt gezien juridisch zijn. Nu Amerikaanse verwijsstijlen toch ter sprake komen: de rechtenstudenten daar hebben het (zoals gebruikelijk) nog zwaarder dan hun Nederlandse tegenhangers. De jurist in Amerika kan namelijk uit een heel palet van verwijsstijlen kiezen: o.a. Bluebook, ALWD, Tanbook, Greenbook of Maroonbook.
Ten minste, dat heb ik mij laten vertellen (bron: Wikipedia).[3]
Onzeker over je scriptie, bronnen of verwijzen? Wij bieden hulp! Kijk hier voor onze scriptiecorrectiedienst!
_________
[1] Bron: eigen (slechte) ervaring auteur.
[2] Leidraad voor juridische auteurs 2013, p. 14-15. Tevens is in de Leidraad het antwoord te vinden op de eerder gestelde vraag over voorletters: bij verkorte verwijzing moet dit alleen wanneer dit is ter voorkoming van misverstanden, bij volledige verwijzing moeten alle voorletters worden vermeld.