Mijn zoekgeschiedenis is smullen voor welke nationale of internationale inlichtingen- en/of veiligheidsdiensten er dan ook in terechtkomen. Moord, doodslag, gif, het effect van gif op het menselijk lichaam, hoe hard je moet slaan met een honkbalknuppel om iemand om te leggen, oplossen van een stoffelijk overschot in zoutzuur of andere goede manieren om een lijk te lozen… Werkelijk alles komt voorbij. En ik kan er ook gewoon niets anders van maken dan dat ik gek ben op moord. Ik bedoel, Jack the Ripper, iemand? Of Goeie Mie? Ook zo fascinerend: de (Leidse) balpenmoord.
Die laatste stamt uit 1991, vond dus plaats in Leiden en ik was destijds 11. Was deze zaak de start van mijn liefde voor strafrecht? Misschien wel, alhoewel je natuurlijk ook zou kunnen stellen dat die liefde er al was en dat ik die zaak daarom toen ook al zo interessant vond.
Het begint er al mee dat die zaak “balpenmoord” genoemd wordt, terwijl nooit definitief is vastgesteld dat het überhaupt om moord gaat – zelfs al is in de jaren negentig de zoon van het slachtoffer in eerste instantie wel veroordeeld voor moord. Hij werd in hoger beroep dan ook vrijgesproken, omdat uit proeven zou zijn gebleken dat een valtrauma meer voor de hand lag dan dat de zoon de balpen in het oog van mijn moeder zou hebben geschoten met een kruisboog.
Want even, stel je dat ook gewoon eens voor: Een man schiet met een kruisboog een balpen in het oog van zijn moeder die daardoor om het leven komt. Is deze man een bijzonder geoefend kruisboogschutter? Was hij minder geoefend en was dit een toevalstreffer (“Ik ging voor haar linkeroog, maar hey, met rechts ben ik ook tevreden”, zoiets)? Of het was “gewoon” een bizar ongeluk?
Niet om het een of ander, maar als iemand met een kruisboog op mij afkomt, blijf ik niet echt rustig zitten wachten om te zien wat er gaat gebeuren. Tenzij ik ben vastgebonden en mijn hoofd aan de stoel is vastgetapet of iets dergelijks, maar daar zijn geen aanwijzingen voor gevonden. Als die er wel waren geweest, dan was het ongelukscenario bij voorbaat al afgevallen lijkt me.
Natuurlijk weet ik veel te weinig van deze zaak om hier ook maar iets zinnigs over te kunnen zeggen, maar dat voorkomt niet dat mijn brein aan de slag gaat met alle mogelijke scenario’s, voorstellingen, mogelijkheden en zoekopdrachten. Ik heb zo van die momenten dat ik allerlei (onopgeloste) moorden zo veel mogelijk zit uit te pluizen, gewoon, als hobby.
Het punt is dat nationale inlichtingen- en veiligheidsdiensten uit mijn zoekgeschiedenis nog wel kunnen afleiden dat het beroepsmatige interesse is; strafrechtjurist, schrijft graag, the works. Maar dit jaar is mijn liefde voor vreemde talen ook tot een uitbarsting gekomen en inmiddels google ik er ook vrolijk op los over Franse, Duitse, Spaanse en Zwitserse moorden en cold cases, en vergelijk ik met enige regelmaat de manier waarop moord in die verschillende landen is geregeld met de Nederlandse variant. Ja, en als de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van die landen elkaar dan tegenkomen op de koffie, dan wordt mijn interesse misschien toch ineens totaal anders ingeschat.
Ja, ik kan in al die talen prima vertellen dat ik geen moordenaar ben, maar goed, ik vermoed dat de meeste moordenaars niet direct na aanhouding zeggen: “Ja klopt, was ik!” Dus of dat me nou echt gaat helpen… Maar veldwerk in het penitentiair recht zie ik bepaald niet zitten. Misschien is het verstandiger om de komende tijd wat vredelievender onderwerpen te googelen: puppy’s of zoiets. Alhoewel de stap naar moordlustige honden daarna natuurlijk niet zo groot meer is.