Een zwarte wolk

Amos Oz was een Israëlische schrijver. Ik ken hem niet, behalve van één citaat: “Als je je wijsheden steelt uit één boek, word je veroordeeld als plagiaatpleger, als literaire dief. Maar als je steelt uit tien boeken, noemen ze je een geleerde, en als je uit dertig of veertig boeken steelt, ben je een vooraanstaand geleerde.” Dit is zó waar!

De Grieken en de Romeinen deden niet zo spastisch over plagiaat. Sterker nog, het imiteren van een groots voorganger stond in de klassieke oudheid in hoog aanzien. Ja, goed, hoe meer eigen inbreng je liet zien en hoe origineler je het onderwerp te lijf ging, hoe groter de kans was dat jouw werk als een vorm van kunst werd gezien. Gewoon simpel vertalen of parafraseren viel daar niet onder, maar strafbaar was het niet.

Het contrast met de wetenschap had niet groter kunnen zijn. Plagiaat wordt als een soort doodzonde beschouwd, scripties en proefschriften worden erop afgekeurd en academische carrières kunnen in de prullenmand – ook al was het plagiaat niet bewust, maar meer het gevolg van een verkeerde bronvermelding of een onjuist citeren. Vanaf het moment dat je zelf teksten gaat schrijven voor je studie, hangt de angst om plagiaat te plegen als een zwarte wolk om je heen. Stel. Je. Voor! Je juridische loopbaan over, voorbij, kapoet nog voor die goed en wel begonnen is! Dus je vermeldt je bronnen, je citeert volgens de regels, je verantwoordt ieder woord dat je schrijft en bij iedere zin – zelfs al probeer je die anders te formuleren dan je bron – kom je erachter dat een andere auteur je voor is geweest en diezelfde zin precies zo geformuleerd heeft. Je zou van minder aan de drank gaan!

Eigenlijk is het onbegonnen werk. Nee, letterlijk stukken kopiëren en doen alsof je het zelf hebt bedacht, is not done. Maar is het niet zo dat wetenschappelijke publicaties vrijwel altijd voortbouwen op ideeën uit andere publicaties? Tijdens het schrijven van mijn scriptie kom ik heel vaak ideeën of teksten tegen die me ontzettend bekend voorkomen. Als ik er een beetje speurwerk tegenaan gooi, ben ik die passage, dat idee, wat dan ook, al eens eerder tegen gekomen in een ander boek, van een andere auteur. Beide auteurs verwijzen in hun voetnoot dan weer naar een derde auteur, die – verrassing! – dat idee ook weer heeft opgedaan nadat hij een tekst had gelezen van auteur vier, naar wie auteur vijf en zes verwijzen, die misschien ook weer iets bedacht hebben naar aanleiding van een tekst van auteur twee. Volg je het nog? Nee, niemand meer. Maar verwijs toch maar naar alles en iedereen die je tegenkomt. Ook al ben je er zeker van dat je iets zelf hebt bedacht. Alle boeken over een bepaald onderwerp, vertonen gewoon gelijkenis met elkaar. Gelukkig maar, anders wordt het een puinhoop (en de rechtenstudie een studie van 20 jaar).

Dus om even terug te komen op de Israëlische schrijver: Gebruik zoveel mogelijk literatuur, ook al zeggen alle auteurs hetzelfde en verwijzen ze naar elkaar. Schrijf niets klakkeloos over, maar gooi er je eigen, originele sausje overheen, dan moet het goed komen. Alhoewel die ellendige zwarte plagiaatwolk pas écht verdwijnt als je tekst vlekkeloos door de plagiaatcontrole komt. Klaar om weer geniepig op te duiken als je achter je computer gaat zitten voor je volgende juridische tekst.