Een goede buur…

Een paar jaar geleden woonde ik in een vrij ingewikkeld huizencomplex. Niet rechttoe-rechtaan, maar kriskras door elkaar, met verschillende woonlagen, die ook niet allemaal met elkaar overeen kwamen. De helft was koop, de andere helft huur en onder de trappen woonden zwervers. Dat laatste mocht natuurlijk niet, maar er waren zó veel trappen en donkere hoeken in dat, overigens vrij toegankelijke, complex dat het bijna onmogelijk was om daar tegen op te treden. We zaten met heel veel mensen op een niet al te groot stuk grond. Dat je dan geluiden hoort van je buren staat eigenlijk gewoon vast. Burengerucht, het klinkt zo onschuldig.

Op een vrijdagavond hadden de overburen een feestje. Prima, moet kunnen. Dat feestje duurde tot diep in de nacht, ook best. Dat die buren hun balkondeuren hadden openstaan en de feestgangers het balkon als een verlengde van de woonkamer zagen, was wat minder prima. In een verder stil complex waren de geluiden van het feestje héél goed te horen. Daar was verder niemand blij mee, maar vooruit, een feestje moest kunnen. Rond 5 uur in de ochtend was het feestje klaar en leek het achter de rug.

Een week later was er weer een feestje. Het balkon werd op dezelfde manier gebruikt en middenin de nacht hoorde ik wat buren vragen of het wat stiller kon, maar daar werd niet op gereageerd. Een week later was er weer een feestje, een week later weer, een week later weer. De week daarna werd de stereo-installatie op het balkon gezet. Ik hoorde verschillende buren roepen. ‘Kan het wat zachter!’ ‘Is het nou afgelopen!’ Die buren kregen als antwoord alleen bulderend gelach. Ik had er schoon genoeg van en belde de politie. Geen spoed. Na ongeveer een kwartier had ik eindelijk iemand aan de telefoon, ik vertelde het verhaal en ze zou ‘de wijkagent wel even langssturen’. Ongeveer anderhalf uur na mijn telefoontje, het was inmiddels 4 uur ‘s nachts, gingen de balkondeuren dicht. Niet veel later belde de wijkagent bij mij aan. Of ik de buurvrouw was die gebeld had. Die jongelui waren alleen het afstuderen van een vriend aan het vieren en ja, dat was misschien een beetje luidruchtig gegaan, maar leven en laten leven. Ook nadat ik hem vertelde dat er al twee maanden van dit soort afstudeerfeestjes gevierd werden, gaf hij me nog steeds de indruk dat ik maar een vervelende zeur was. Terwijl er toch echt een boete staat op burengerucht! (“Met geldboete van de eerste categorie wordt gestraft hij die rumoer of burengerucht verwekt waardoor de nachtrust kan worden verstoord.” Art. 431 Sr)

In Brabant was er in 2011 ook een man die de geluidsoverlast van zijn buren meer dan zat was. De 72-jarige had waarschijnlijk al ervaring met het ‘geen spoed, wel politie’-nummer, want hij belde gelijk maar 112 en meldde dat er bij zijn buren een overval plaatsvond. Anders komen ze toch niet, vond hij.

Later, toen de ernst van de zaak tot hem doordrong, verklaarde hij dat hij écht dacht dat er bij de buren een overval gaande was toen hij het alarmnummer belde. Doordat hij eerder had verteld dat hij en zijn vrouw al weken niet konden slapen vanwege de geluidsoverlast van de buren en dat hij 112 had gebeld omdat hij niet geloofde dat de politie anders zou komen, geloofde de rechtbank zijn tweede verklaring niet en veroordeelde de man tot een geldboete. De man ging in hoger beroep en stelde dat de politie de verklaringen over de overlast en de overval met elkaar vervlochten had.

Bij het gerechtshof ving hij ook bot. Het hof vond het niet aannemelijk dat de politie aan het vlechten was geweest en nam het de man kwalijk dat door zijn telefoontje acht politie-eenheden met spoed zijn gekomen. Dat is niet eens zozeer vervelend voor die agenten, maar hierdoor heeft de man het potentieel verlenen van hulp aan anderen in een noodsituatie, mocht die zich elders hebben voorgedaan, bemoeilijkt en hij heeft bovendien de politie op kosten gejaagd. Hij kreeg een geldboete van 300 euro, waarvan 150 euro voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Het is voor zijn buren niet te hopen dat ze een keer écht overvallen worden. Op de hulp van hun buurman hoeven ze dan denk ik niet te rekenen.


Uitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2012:BY4105