Een eerste voornemen

Vorige week sprak ik een rechtenstudente die op zoek was naar een onderwerp voor haar scriptie. Ze had wat ideetjes opgeschreven, maar ze had het idee dat het niet meer was dan dat: ideetjes. Met deadlines die in haar nek hijgden en de wens om nu toch eindelijk eens af te studeren, moesten die ideetjes omgetoverd worden in een onderwerp en daar zou ik haar bij helpen.

Het moest een strafrechtelijk onderwerp worden en strafrecht is natuurlijk helemaal mijn ding, dus het duurde niet lang voordat we uitgebreid over het mooiste rechtsgebied van allemaal zaten te praten. Het mooiste rechtsgebied en vooral ook de reacties van andere mensen daarop. Ze was dus erg blij te merken dat ik het over bepaalde onderdelen van het strafrecht volledig met haar eens was – vooral als dat niet de mening van het gros van de mensen is. En hoe lastig het eigenlijk is om het strafrecht als passie te hebben.

Iemand die kunstgeschiedenis heeft gestudeerd bijvoorbeeld, die met vrienden of familie in een museum rondloopt, kan uitgebreid vertellen over de werken die daar te zien zijn. Historische contexten, samenhangen tussen werken… Terwijl vrienden en familie ongetwijfeld aan zijn of haar lippen hangen om nóg meer te weten te komen, nog meer informatie te krijgen.

Maar wij kunnen dat dus óók, uitgebreid praten over onze passie, contexten, historische belangen, samenhangen en nog veel meer, alleen lijkt het alsof minder mensen daarin minder geïnteresseerd zijn, of juist zo het tegenovergestelde vinden van wat wij vinden, dat het publiek eigenlijk al snel afhaakt. De kunst is dus eigenlijk om je publiek niet de gelegenheid te geven om af te haken. Maar goed, ja, er komt een moment dat je even moet ademhalen en dat is vaak de pauze waar met smart op gewacht wordt om je te onderbreken en je innerlijke advocaat van de duivel het zwijgen op te leggen.

Eerlijk is eerlijk, ik realiseerde me door dit gesprek ook wel dat ik waarschijnlijk hetzelfde reageer als iemand vol passie praat over een onderwerp dat ik minder boeiend vind. Dan zoek ik ook naar die kleine pauzes waarin ik kan proberen het gesprek een klein beetje bij te sturen naar een onderwerp dat ik interessanter vind of, ok, ik geef toe, misschien ook iets meer kaas van heb gegeten. Want dat speelt waarschijnlijk ook mee, dat je zó enthousiast (aan het vertellen) bent over die passie van je, dat je misschien wel veel te theoretisch of te technisch wordt voor je luisteraars. Dat ze wel willen luisteren, je wel willen begrijpen, maar je gewoon niet kunnen volgen.

En dus heb ik alvast maar een eerste voornemen voor het glimmende, nieuwe jaar dat op ons staat te wachten: ik gebruik die kleine pauzes in die gepassioneerde gesprekken alleen nog maar om om opheldering te vragen als het verhaal me te ingewikkeld wordt, zodat ik de enthousiast ratelende verteller zijn ei kan laten leggen.

Dus mocht je staan te popelen om iemand iets te vertellen over kwantummechanica, raketaandrijvingen, de eilandjes van Langerhans of de Maagdenburgse bollen, nu is je kans. Ik luister!

Tot begin februari ergens of zo, want we weten allemaal hoe het gaat met voornemens.