Echte studie

In de loop der jaren heb ik over verschillende soorten studies de meest bijzondere opmerkingen gehoord. “Ik switch naar psychologie, want ik ben te lui om een taal te studeren”, “en vind je dat leuk, rechten studeren? Ik vond het onnoemelijk saai, het werd pas leuk toen ik was afgestudeerd”, “een taalstudie is geen échte studie, niet zoals rechten of medicijnen”, “een rechtenstudie is toch ook niets anders dan dingen leren opzoeken”. Maak een opmerking, en ik heb ‘m al eens gehoord.

Kon ik me er ook in vinden? Mwah. Te lui voor een taalstudie, ik voelde ‘m niet zo. Ik studeerde Duits en had nou niet direct het idee dat ik daar zo vreselijk veel voor moest doen. Sterker nog, pas bij rechten had ik het idee dat ik écht aan de bak moest. Natuurlijk worstelde ik me daar door vakken heen die mij niet lagen – iets met Cassis de Dijon en Spaanse aardbeien, of bestuursrecht, om maar wat te noemen – maar saai vond ik het absoluut niet. En alleen dingen leren opzoeken? Goed, vooruit, bij deze wil ik wel meebuigen, uiteindelijk staat met name voor de vakken waarin procesrecht centraal staat negentig procent van wat je moet weten gewoon in je drie kilo wegende spiekbrief. Maar als je niet weet hoe je dat moet interpreteren, wordt het al lastiger.

Een taalstudie is geen echte studie. Dát vind ik wel een interessante. Sinds een paar weken ben ik weer terug op de uni. Weer/nog steeds studeren?! Ja, je moet toch wat als studiejunkie, dus deze keer ben ik er weer als taalstudent. En ik moet zeggen: de opmerking over het te lui zijn om een taal te studeren, ik voel ‘m. Ik heb het idee dat ik alleen maar woordjes aan het stampen ben en laten we wel wezen, na vooral heel veel moeten opzoeken in een wettenbundel en moeten interpreteren en verbanden moeten leggen en die shizzl, is dit echt wel even andere koek.

Daarnaast moest ik heel erg denken aan de opmerkingen en de artikelen die wat later in de rechtenstudie aan de oppervlakte kwamen; dat rechten niet op de universiteit thuishoort omdat het geen echte wetenschap zou zijn. Goed, ik wil niet heel vervelend zijn, maar als rechten al geen echte wetenschap is, dan vraag ik me af of literatuurwetenschap dat wel is. Mijn gevoel zegt dat literatuurwetenschappers veel (heel veel!) meer in teksten (willen) zien qua “bedoeling van de auteur” dan die auteur zelf ooit bedacht heeft. Maar dat kan nu natuurlijk ook mijn juridische bloed zijn, na de jarenlang ingeprente mantra “blijf bij de feiten”. Hoe dan ook, toen deze docent opmerkte dat een kassabon ook literatuur kan zijn, haakte ik af. Hoe dan?!

Nu herken ik dit gevoel nog wel van de periode dat ik bestuurs- en bestuursprocesrecht deed en toen ben ik uiteindelijk ook op m’n pootjes terecht gekomen, dus waarschijnlijk gaan er nu ook wel weer kwartjes vallen terwijl er gloeilampjes boven m’n hoofd verschijnen. Maar voor nu mis ik ze ontzettend, Van Vlodrop, de oud-mijnwerkers, Benthem, Windmill, Meerenberg, Landbouwvliegers en al de rest. Wat waren ze fijn. En wat zou ik nu graag een tentamen bestuursrecht zien naderen…