Diepgang

Alhoewel overeenkomstenrecht me – voordat ik aan het vak begon – nogal saai in de oren klonk en ik tegen goederenrecht opzag sinds het vak inleiding privaatrecht m’n gemiddelde aantal tentamenkansen drastisch verhoogde, zag ik tijdens het vak aansprakelijkheidsrecht de charme van privaatrecht.

Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat ik rechten ben gaan studeren om het strafrecht, maar ik geef eerlijk toe dat het privaatrecht me onverwacht goed bevalt. Dat ik voor de privaatrechtelijke vakken uiteindelijk hogere cijfers heb gehaald dan voor de strafrechtvakken, verbaast me desondanks nog steeds.

Eén van de docenten van strafrecht weet precies hoe dat komt, die hogere cijfers. Volgens hem ben ik geen uitzondering, omdat de tentamens voor de privaatrechtelijke vakken niets voorstellen. “Die tentamenvragen komen rechtstreeks uit de werkboeken! Je hoeft dus alleen maar die vragen uit je hoofd te leren. Daar zit toch geen diepgang in!”

Het klopt dat die vragen uit de werkboeken komen. Maar met minstens tien oefenopgaven per hoofdstuk en minstens twee herhalingseenheden (met gemiddeld dertig oefenopgaven) en dan nog een eindtoets met een vraag of wat, is het uit je hoofd leren van die vragen makkelijker gezegd dan gedaan. Dat was dan ook het verweer van de examinator van een van de privaatrechtelijke vakken. “Alle vragen uit je hoofd leren is niet te doen. Het gaat erom dat je de leerstukken begrijpt. Want alle vragen die je kunt bedenken, zijn variaties op die leerstukken. En als in de oefenopgaven staat dat iets niet mag en ik zet in het tentamen diezelfde vraag met de wijziging dat het wel mag, dan kun je de vraag toch echt alleen maar binnen de tijd beantwoorden als je snapt hoe het in elkaar zit. En dat snap je niet als je dom uit je hoofd zit te leren.” Ja. Daar zit ook wel iets in.

Een paar weken geleden was ik bij de bootcamp goederenrecht die mijn studentenvereniging had georganiseerd. De examinator van het vak hadden we gestrikt als ‘drill instructor’ en hij zou ons in een paar uur tijd de fijne kneepjes van het goederenrecht proberen bij te brengen. Nee, hij wilde meer doen dan dat. Hij wilde het goederenrecht ‘sexy’ maken.

Wat mij betreft is dat aardig gelukt, want ik heb goederenrecht nog nooit zo leuk gevonden als die middag. Tot zijn grote vreugde, want goederenrecht is het allerbelangrijkste rechtsgebied, beweerde hij. Dan kun je het maar beter een beetje leuk vinden. Ik schoot in de lach en zei dat ik het dan wel leuk vind, maar dat goederenrecht het toch niet haalt bij strafrecht. En dat de strafrechtdocent ooit had gezegd dat strafrecht het enige rechtsgebied is waar je niet zonder kunt. Alle goodwill die ik had opgebouwd, verdween als sneeuw voor de zon. “Strafrecht?! STRAF-RECHT?! Mens, dat heeft toch de diepgang van een kano!”