De rechtszaak over 17 katten

Tijdens de studie leest een rechtenstudent een behoorlijke berg aan jurisprudentie. De meeste stof verdwijnt na het tentamen uit het kortetermijngeheugen, slechts een paar klassiekers blijven achter. Denk aan arresten als Haviltex en Kelderluik, maar ook aan die ene uitspraak waar je mondhoeken van gaan krullen. Onderstaande casus is zo’n geval.

Door Habon Abdulahi

De feiten

De kantonrechter in Groningen moest oordelen over een huurontbindingsverzoek van huurcooperatie Nijestee betreffende een van haar huurders. De reden? Stankoverlast. De gedaagde woont namelijk in een betrekkelijk klein flatje, mét zeventien katten. In de woning stonden tien kattenbakken, de ramen zaten potdicht en de katten mochten niet naar buiten. Twee huurders klaagden over stankoverlast, meer specifiek over de “penetrante en hinderlijke katten- en kattenurinelucht”. De klagers ontvluchtten soms zelfs hun woning om aan de lucht te ontkomen. Ook hun vrienden en kennissen kwamen liever niet meer langs en een van de buren had een kamer niet meer in gebruik omdat de urinelucht daar te overheersend was.

De gedaagde niet bereid om het aantal katten terug te brengen, hij hanteerde een ‘afsterfbeleid’. Nijestee stapte naar de rechter wegens stankoverlast, maar ook voor schade aan de gehuurde woning (art. 7:213 BW). De geur van de kattenurine was namelijk in de muren gaan zitten.

De rechter

Op 29 januari 2007 vond een decente plaats. Toen het gezelschap aankwam in de portiek van het appartementencomplex was de geur was de kattenlucht amper merkbaar, in tegenstelling tot de geur die in het appartement hing.

Bij het binnengaan van de woning kwam de kantonrechter een dermate sterke en penetrante katten- en kattenurinegeur tegemoet, dat hem in eerste instantie de adem werd ontnomen. Vervolgens heeft de kantonrechter nauwelijks nog adem durven halen.”

(…)

”De onderhoudssituatie in de woning was dusdanig vies dat de kantonrechter, behalve dat hij nauwelijks adem kreeg, ook niets durfde aan te raken. Na de bezichtiging, die ongeveer een half uur geduurd heeft, was de kleding van de kantonrechter doordrongen van katten- en kattenurinegeur.”

Uitspraak

De rechter kwam uiteindelijk tot de conclusie dat de katten voor overlast zorgden, wat leidde tot een wanprestatie die niet meer ongedaan kon worden gemaakt. Aangezien de gedaagde geen katten weg wilde doen en dus nog jarenlang voor overlast zou kunnen zorgen, hoefden de buren dat naar het oordeel van de rechter niet te accepteren. De huuroverkomst mocht worden ontbonden en de gedaagde kreeg vier weken om een nieuw onderkomen te zoeken voor haarzelf en zeventien harige medebewoners. Geen gemakkelijke opgave.

Lees de hele uitspraak hier.

Meer jurisprudentie met dieren in de hoofdrol? Lees dan de uitwerkingen van de zaken over het Azewijnse Paard, de omgangsregeling met hond Spike en het kort geding over konijn Punkie.