De rechter op de knieën

Ik heb met stijgende verbijstering het nieuws gevolgd omtrent de dreiging van een wrakingsverzoek aan het adres van rechter Jan Wolter Wabeke in de civiele zaak tegen de tabaksindustrie. Hoogtepunt van mijn verbazing werd veroorzaakt door een radio-interview (dat valt hier terug te luisteren) waarin NPO 1 presentator Winfried Baijens enkele vragen stelt aan de advocaat van de patiënten: Bénédicte Ficq.

De kern van het probleem lijkt simpel: de advocate in kwestie stelt dat de rechter die de aanstaande zaak voor zou zitten ooit tijdens een etentje op neerbuigende toon zou hebben gezegd dat ‘roken ieders eigen verantwoordelijkheid is’ en dat je ‘daar anderen niet verantwoordelijk voor moet maken’. Om die reden stelt Ficq dat de rechter daarmee de schijn van vooringenomenheid heeft en dus niet zou mogen fungeren als rechter in deze zaak. Temeer omdat een dergelijk argument eerder door het Openbaar Ministerie gebruikt was om een strafzaak in deze context te seponeren.

Tot zover gaat het wat mij betreft allemaal prima. Wanneer je als advocaat twijfelt over de onpartijdigheid van een rechter dan kun je daartoe een wrakingsverzoek indienen en wordt door de wrakingskamer beoordeeld of de rechter in kwestie nog wel verder kan in de betreffende zaak. Hiertoe zijn gedetailleerde procedures en in theorie is het zelfs mogelijk de wrakingskamer te wraken indien dezelfde schijn van vooringenomenheid onder deze rechters ervaren wordt. Dit lijken me afdoende juridische waarborgen. Case closed, zou je dus zeggen.

Media als voorportaal van een procedure

Maar deze zaak is anders: de advocate in kwestie verzoekt de rechter voor aanvang van de zitting om zich te verschonen om een tijdrovende wrakingsprocedure te voorkomen. Ze doet dat niet bepaald in de luwte, maar verkondigt dit in de media aan wie het maar wil horen, zodat ook zoveel mogelijk Nederlanders kunnen horen hoe deze rechter de schijn van partijdigheid gewekt heeft. En hier wringt de schoen: het gebruik maken van de media om standpunten in een rechtszaak toe te lichten vind ik daar aan toe, maar het gebruik maken van de media als een voorstadium van een procedure waarbij de rechter in kwestie zich met geen mogelijkheid kan en mag verdedigen vind ik een brug te ver.

Gelukkig is radiopresentator Baijens niet van gisteren, en spreekt hij zijn verbazing uit: ‘Wij hebben onze journalistieke principes dat je minstens twee bronnen moet hebben voordat je iets zeker weet; U gaat wel heel hard op basis van één bron’. Ficq antwoordt onder meer dat ze een zware verantwoordelijkheid voelt voor de partijen die ze vertegenwoordigt. Daarnaast stelt ze: ‘ik ga ook hard omdat ik geen journalist ben: ik heb helemaal geen twee bronnen nodig voordat ik iets naar buiten kan brengen’. Tenslotte stelt ze ons gerust: de bron weet het zich allemaal zeer gedetailleerd te herinneren en is zeker van diens zaak en indien het nodig zal blijken zal ze de identiteit van de bron desgevraagd onthullen.

Ze stelt voorts: ‘ook al zou het niet waar zijn, en ook al zou de rechter zich niet herkennen in datgene wat door de bron aan mij is verteld, dan nog is deze discussie over het privé-standpunt (…) voldoende om een wrakingsverzoek te doen in deze zaak’. Ze gaat zelfs nog een stapje verder: ‘stel dat dit niet gezegd zou zijn; stel dat mijn bron dit onjuist zou hebben begrepen en we hebben een discussie over een voorzitter die dit mogelijk gezegd zou hebben, dan is dat voor mijn cliënten sowieso al voldoende om er vanuit te gaan dat een onpartijdige rechter mogelijk niet in de combinatie zit, die er wal had moeten zitten.’

Baijens vraagt zich gelukkig nog af of een rechter dan geen privé mening mag hebben terwijl hij in zijn hoedanigheid als rechter gewoon de letter van de wet toepast. Ficq maakt de vergelijking met de rechter die vindt dat homoseksualiteit een ziekte is: deze rechter kan beter geen recht spreken in een strafzaak tegen iemand die door het lint ging omdat tegen hem gezegd werd dat homoseksualiteit een ziekte is. Ficq stelt dat iedereen kan volgen dat deze rechter die zaak beter niet kan doen.

De vergelijking met de homo-hatende rechter klinkt moreel heel zwaar: ik vind hem alleen niet overtuigend. Om een lichter voorbeeld te noemen: ik denk dat er behoorlijk wat rechters zijn die ooit te hard rijden, en dit als ongevaarlijk ervaren, terwijl ze op weg zijn naar een zitting waarin ze een hardrijder beboeten. Dat kan prima naast elkaar bestaan en hoort bij onze rechtstaat.

Advocaat onwaardig

Nu sta ik zelf allesbehalve positief tegenover de tabaksindustrie en bijbehorende lobby, laat dat voorop staan. Maar ik vind de aanpak van Ficq hier onwaardig voor een advocaat en bovendien gevaarlijk. Ze stelt op basis van één bron –van horen zeggen dus- dat een rechter niet deugt. De betrouwbaarheid en oprechtheid van deze bron valt met geen mogelijkheid te toetsen. Ik vermoed dat een wrakingskamer hier gehakt van zou hebben gemaakt. Geen wonder dat ze van te voren stelt ze dat door deze discussie de schijn van vooringenomenheid er sowieso al is, ongeacht of de betwiste uitspraak wel of niet gedaan dan wel bedoeld is. Dat klinkt leuk, maar die discussie is ze zelf in zoveel mogelijk media begonnen.

Wanneer ik in het vervolg liever een andere rechter heb dan vraag ik gewoon aan mijn beste vriend of hij wil verklaren dat deze rechter ooit wat heeft gezegd waardoor hij de schijn van vooringenomenheid heeft en nodig ik mezelf uit bij Jinek: klaar is Kees. En klaar is een goed functionerende rechtstaat. Doe mij maar die tandarts met scheve tanden. En laat een rechter alsjeblieft ook mens zijn en een privémening hebben. We verwachten al zoveel van ze.