De Hond en Haviltex

Begrijpelijke taal in het recht en in de rechtspraak is belangrijk, dat zal tegenwoordig bijna niemand meer ontkennen. Mede-columnist Josanne schreef daar eerder deze maand al een column over. Tegelijkertijd moet de rechter in de eerste plaats recht spreken en daarvoor kan moeilijk taalgebruik noodzakelijk zijn. Dit leidt tot een dilemma: bij elke vereenvoudiging wordt het risico gelopen van rechtsonzekerheid of onrechtvaardigheid. Het lijkt moeilijk te blijven om dit dilemma te doorbreken, maar gelukkig is daar Maurice de Hond!

Door Michiel Hennevelt

Het moeilijke taalgebruik in het recht maakt het recht niet alleen in veel gevallen onbegrijpelijk voor de gemiddelde Nederlander, ook voor rechtenstudenten kan het onder de knie krijgen van het eigen taaltje van het recht een grote barrière zijn. Fatsoenlijke beheersing van de Nederlandse taal blijkt onder studenten immers al een probleem op zich. Recht is natuurlijk nu eenmaal voor een groot gedeelte taal, maar het is zeker ook meer dan taal alleen. Recht is ook geschiedenis, logica, gezond verstand en soms zelfs wiskunde.

Als er nu toch een makkelijke manier was waarop studenten zich minder zouden hoeven te richten op het überhaupt kunnen begrijpen van wetsteksten en rechterlijke uitspraken, zouden zij meer tijd overhouden voor de andere belangrijke aspecten van de rechtenstudie en misschien zelfs betere juristen worden. Die manier, zo bleek afgelopen week, ligt echter gewoon voor het oprapen! Maurice de Hond heeft namelijk dé oplossing voor het vrijmaken van tijd om te besteden aan nuttigere activiteiten: vereenvoudiging!

De Hond stelde afgelopen week voor om te stoppen met het schrijven van “ei” en “ou” en deze systematisch te vervangen door “ij”, respectievelijk “au”. De klanken zijn als we ze uitspreken namelijk precies hetzelfde, aldus de scherpzinnige De Hond. Dit briljante idee, dat ook nog eens in een handomdraai uitgevoerd kan worden, biedt de nodige inspiratie om ook de rechtenstudie te versimpelen. Als we immers met De Hond hebben bepaald dat schrijfwijzen die heel erg op elkaar lijken, gewoon gelijk gemáákt kunnen worden, dan moet dat toch ook mogelijk zijn met moeilijke, juridische begrippen?

Appellant wordt ‘die ene’, geïntimeerde wordt ‘die andere’. Dan wordt conventie ‘wat die ene wil’, en ‘wat die andere wil’ wordt reconventie. Ook het hoogdravende taalgebruik bij het overdragen van vorderingen en schulden kunnen we wat mij betreft afschaffen; wie verzint er mooie alternatieven voor ‘cessie’, ‘cessionaris’, ‘cedent’ en ‘cessus’? Last but not least stel ik voor om in ieder geval die verschrikkelijke Haviltex-formule, die eerstejaarsstudenten in Tilburg steevast uit het hoofd moeten leren, af te schaffen. Daartoe zal ik ter afsluiting hieronder een poging doen. De oorspronkelijke tekst luidt:

“De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van pp. is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die pp. in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen pp. behoren en welke rechtskennis van zodanige pp. kan worden verwacht.”

Mijn voorstel, in taal die iedere Nederlander begrijpt:

Als je met iemand iets afspreekt en die afspraak pakt dan voor jou niet helemaal lekker uit, moet je niet heel kinderachtig toch je zin proberen te krijgen door supermoeilijk te doen over een paar woordjes die wel of niet in jullie afspraak staan. Get over it.