Mijn oma overleed in 2006 en we wisten allemaal vooraf op welke dag, op welke datum en rond welk tijdstip dat zou gebeuren. Tot op de dag van vandaag ben ik onze huisarts dankbaar dat hij open stond voor euthanasie – mijn oma was zijn “eerste keer”.
Het was goed. We konden ons allemaal voorstellen dat zij op die manier niet verder wilde leven en we respecteerden haar beslissing. Ze had een euthanasieverklaring opgesteld, de huisarts stond achter haar beslissing en de SCEN-arts had ook geen bezwaren. De apotheker die de medicijnen moest leveren overigens wél; hij weigerde deze combinatie van medicatie mee te geven, wetend waar het voor gebruikt zou gaan worden. Onbegrijpelijk als je het mij vraagt; de beslissing was niet aan hem, de handeling was niet de zijne en – laten we wel wezen – zijn hele toko ligt vol met zooi die een eind aan ieders leven kan maken in de juiste (of verkeerde) samenstelling of hoeveelheid.
Na het overlijden van mijn oma kwam de lijkschouwer “het stoffelijk overschot in beslag nemen”, want er was sprake van een niet-natuurlijke dood. Well, duh, Einstein! Wat ik toen niet begreep, is waarom die man pas kwam checken of onze huisarts aan alle voorwaarden had voldaan nádat mijn oma al was overleden. Dat had hij toch beter vooraf kunnen checken, zodat eventuele mankementen nog verholpen hadden kunnen worden voordat de huisarts ineens zou opdraaien voor moord? Het kostte even een paar jaar rechtenstudie om me te realiseren dat hulp bij zelfdoding sowieso strafbaar is (artt. 293 en 294 Sr) en dat een arts alleen een beroep kan doen op de bijzondere strafuitsluitingsgrond die in deze artikelen staat beschreven, wanneer de arts voldoet aan de zorgvuldigheidseisen genoemd in de Wet toetsing levensbeëindiging en de levensbeëindiging of de hulp bij zelfdoding meldt bij de gemeentelijk lijkschouwer. Er is, kortom, vóór de euthanasie natuurlijk nog helemaal geen sprake van een eventueel strafbaar feit. Duh, Einstein.
Hoe dan ook, de lijkschouwer kon geen onregelmatigheden ontdekken in de procedure die de huisarts – onze held, maar echt – had gevolgd en hij “gaf het stoffelijk overschot daarom weer vrij”. De huisarts kon opgelucht ademhalen, alhoewel ik betwijfel of hij dat ooit echt gedaan heeft. Het ís me nogal een handeling die je verricht…
Ik moest hieraan denken toen ik een relaas las van een huisarts voor wie een euthanasiezaak minder fortuinlijk verliep. Ondanks duidelijke klachten en een duidelijke verklaring van de patiënt, het oordeel van de huisarts en twee SCEN-artsen (die overigens niet werden gehoord in deze kwestie, onbegrijpelijk!), werd hij toch vervolgd voor hulp bij zelfdoding. Het OM komt alleen om de hoek kijken als de RTE (Regionale Toetsingscommissie Euthanasie) tot het oordeel komt dat de arts niet overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen heeft gehandeld. Dat zo’n oordeel en de daaropvolgende vervolging veel met een mens doet, staat mijns inziens als een paal boven water.
Naar aanleiding van zijn ervaring doet deze arts een paar aanbevelingen, onder andere een vorm van vooraftoetsing waarbij de RTE binnen twee weken een voorlopig oordeel velt over een op handen zijnde euthanasie, om de arts zo wat meer zekerheid te geven dat zijn handelen juist is.
In die aanbeveling kan ik me absoluut vinden. Uiteindelijk leek me dat in 2006 ook al veel handiger dan achteraf maar afwachten hoe je handelen beoordeeld wordt. Zó gek bedacht was dat van deze toenmalige leek dus helemaal niet.