Op het moment dat ik het onderzoeksvoorstel voor mijn scriptie zo snel mogelijk goedgekeurd wilde krijgen, leek het me een goed idee om er een vergelijking met Duitsland in op te nemen. Ik had immers net geleerd dat een tekst wetenschappelijk werd als je er maar een beetje rechtsvergelijking in gooide. Check.
Mijn onderwerp werd goedgekeurd en ondanks dat ik die Duitse vergelijking best wel interessant vond, was ik toch van plan om die er zo heel voorzichtig ook weer uit te bonjouren. Want nadat ik de boel had ingeleverd realiseerde ik me dat interne rechtsvergelijking, de geschiedenis dus, óók rechtsvergelijking is. Ik had heel dat Duitse recht er helemaal niet aan z’n haren bij hoeven slepen! Weg ermee! Ik had er alleen niet op gerekend dat mijn scriptiebegeleider juist enthousiast begon te stuiteren van mijn geplande uitstapje naar Duitsland en de interne vergelijking wat minder interessant leek te vinden. Sjips. Maar uiteindelijk valt die hele vergelijking natuurlijk best mee. Stiekem vind ik dat zelfs juist het leukste van mijn hele onderzoek. Eind goed al goed dan dus? Nou nee.
Ik zie je vertwijfeld kijken. “Maar wat is het probleem dán? Is je Duits niet goed genoeg of zo?” Met mijn Duits is niks mis, thank you very much. Mijn Duits is prima in orde en ik lees die teksten bijna net zo makkelijk weg als de Nederlandse. Ook het schrijven an sich gaat prima. Ik schrijf graag, ik schrijf makkelijk, ik hoef niet in het Duits te schrijven want alles gaat in het Nederlands, dus geen problemen daar.
Maar waar ik wél mee zit te stoeien is het gebruik van de Duitse termen in mijn Nederlandse scriptie. Ze zijn vaak niet één op één te vertalen, houden soms nét iets anders in dan de Nederlandse variant die er het meeste op lijkt, en dus weet ik niet altijd hoe ver ik moet gaan met mijn vertaling, omdat ik ook niet weet hoe goed het Duits van begeleider en examinator is. Ik hang dus een beetje in een compromis: het Duitse begrip noemen, bij de eerste keer even kort aangeven wat het betekent, hoe het vertaald wordt, of met welk Nederlands begrip het te vergelijken is, en daarna maar gewoon consequent en stoïcijns het Duitse begrip hanteren. Blik op oneindig en gáán.
Mijn scriptiedocumentje staat nu dus vol met zinnen als “De Anstifter heeft in tegenstelling tot de mittelbare Täter geen Tatherrschaft en de belangrijkste bijdrage van de Anstifter is het bewegen van een ander tot het begaan van een strafbaar feit. De Anstifter moet het Tatenstschluß hebben opgewekt.” Een crime om te tikken, maar echt. *gefrustreerde zucht* Ik ook altijd met mijn goede ideeën.