Te weinig zicht op gevolgen negatief bindend studieadvies

Er is te weinig zicht op wat er met studenten gebeurt na een negatief bindend studieadvies (bsa). Dat is een van de conclusies uit een onderzoek dat werd uitgevoerd in opdracht van minister Van Engelshoven (Onderwijs).

Uit het onderzoek blijkt daarnaast dat de hoogte van het bsa per onderwijsinstelling erg uiteenloopt. Zo behoren eerstejaars rechtenstudenten aan de Universiteit Leiden minstens 45 punten te halen om door te stromen naar het tweede jaar, net als aan de Universiteit van Amsterdam. Rechtenstudenten aan de Hogeschool van Amsterdam moeten in hun eerste jaar echter 50 punten binnentikken en bij de Erasmus Universiteit Rotterdam moeten zelfs alle vakken worden gehaald (60 punten).

Verder is de manier waarop onderwijsinstellingen rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van studenten die uitstel of compensatie rechtvaardigen niet overal gelijk. Ten slotte loopt de mate waarin wordt voorzien in zaken als studiebegeleiding per onderwijsinstelling sterk uiteen. Zo worden studenten na een negatief bindend studieadvies vaak niet doorverwezen naar een andere studie die beter bij hen zou passen.

Lees ook: Conclusie onderzoek: ‘Bindend studieadvies werkt niet’

Aanleiding voor het onderzoek was de steeds verder oplopende bsa-norm, waarbij er steeds meer studiepunten gehaald moesten worden om over te gaan van het eerste naar het tweede jaar. Volgens de minister vallen studenten hierdoor mogelijk ten uitrechte uit. In september wordt verder onderzoek naar de bsa uitgevoerd. De resultaten daarvan verschijnen naar verwachting in de zomer van 2020.

Lees ook: Rogier van Dam: ‘In mijn tijd was de studiedruk minder hoog’