ECLI:NL:RVS:2016:2927 (Schaarse vergunningverlening)

Schaarse vergunningverlening, RvS 2 november 2016
(ECLI:NL:RVS:2016:2927)

Door Claire Zuidema

Essentie
Op basis van het gelijkheidsbeginsel moet bij de verdeling van schaarse vergunningen door het bestuur op enige wijze aan (potentiƫle) gegadigden ruimte worden geboden om naar de beschikbare vergunningen mee te dingen.

Rechtsregel
Bij de verdeling van schaarse vergunningen geldt het gelijkheidsbeginsel. Zo dient er een passende mate van openbaarheid te zijn gegarandeerd met betrekking tot de vergunning, de procedure, de criteria en de wijze van bekendmaking.

De eis van passende mate van openbaarheid stelt specifieke eisen aan:
– De tijdige verstrekking van informatie;
– De adequate bekendmaking van de informatie;
– De duidelijke, precieze en ondubbelzinnige formulering van de verdeelregels;
– Het bestuur moet de verdelingscriteria voor schaarse vergunningen gelijkelijk toepassen op alle aanvragen en mag daarvan in het individuele geval niet afwijken;
– Het bestuur kan schaarse vergunningen in beginsel niet voor onbepaalde tijd verlenen.

Inhoud uitspraak
De burgemeester van Vlaardingen verleende in 2012 een exploitatievergunning en aanwezigheidsvergunning aan een exploitant van een speelautomatenhal. De aanvraag van een concurrerende exploitant (hierna: appellant) werd afgewezen, omdat de burgemeester niet kon aantonen dat hij gerechtigd is over de ruimte te beschikken en omdat reeds vergunningen waren verleend aan de exploitant van een speelautomatenhal. Hiertegen heeft appellant bezwaar gemaakt. De burgemeester heeft in de beslissing op bezwaar de eiser niet-ontvankelijk verklaard. Hij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat een vergunning uitsluitend verleend kan worden indien deze aangevraagd wordt voor een locatie welke is gevestigd in het op de gemeentelijke verordening behorende kaart aangewezen gebied. De vergunning was al verleend aan een andere exploitant. De rechtbank volgde dit oordeel, waarop appellant hoger beroep instelde bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).

Appellant voerde als grond aan dat zowel de aan de vergunninghouder verleende vergunningen als de gemeentelijke verordening op grond van de Wet op de kansspelen strijdig waren met het gelijkheidsbeginsel. Volgens appellant zou de burgemeester bij de vergunningverlening onvoldoende transparantie hebben betracht.

De Afdeling geeft aan dat de verdeling van schaarse vergunningen aan een aantal strikte voorwaarden moet voldoen. Uitgangspunt hierbij is dat aan potentiƫle gegadigden gelijke kansen dienen te worden geboden. Er dient een passende mate van openbaarheid gegarandeerd te worden met betrekking tot de vergunning, de procedure, de criteria en de wijze van bekendmaking. Daarnaast dienen de gehanteerde verdelingscriteria op alle aanvragen gelijk te worden toegepast en mag een schaarse vergunning in beginsel niet voor onbepaalde tijd worden verleend.

De Afdeling oordeelt dat de burgemeester gehandeld heeft in strijd met de transparantieverplichting door niet tijdig en adequaat bekend te maken dat en gedurende welke periode een aanvraag voor een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal kon worden ingediend, welke eisen daaraan werden gesteld en welke verdelingsmaatstaven zouden worden gehanteerd. Het hoger beroep is gegrond verklaard en de Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de burgemeester. De Afdeling veroordeelt de burgemeester tot vergoeding van de proces- en griffiekosten.