ECLI:NL:RBGEL:2021:3078 (Wevers als turncoach naar Olympische Spelen)

Rechtbank Gelderland, 18 juni 2021, Wevers als turncoach naar Olympische Spelen
(ECLI:NL:RBGEL:2021:3078)

Door Esmee Kuipers

Essentie

De Koninklijke Nederlandse Gymnastiekunie moet Wevers voordragen als lid van het begeleidingsteam op de Olympische Spelen 2021 in Tokio. Op grond van art. 7:611 BW bepaalt de kantonrechter dat er geen redelijke grond bestaat die voldoende zwaarwegend is om Wevers niet toe te laten tot het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden.

Rechtsregel

In de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat het coachen en begeleiden van sporters op topsportevenementen onderdeel van zijn werkzaamheden is. Door de beslissing Wevers geen onderdeel te laten uitmaken van de coachstaf die meegaat naar de Olympische Spelen, verhindert de KNGU Wevers om de werkzaamheden te verrichten. Een juridische grondslag ontbreekt hiervoor volgens Wevers. De KNGU heeft geen onderbouwing gegeven van de hem verweten gedragingen en het handelen is hierdoor in strijd met goed werkgeverschap.

Inhoud

In 2020 is Wevers vier weken op non-actief gezet, nadat een aantal oud-turnsters melding hebben gemaakt van misstanden in de turnsport. Nadat de KNGU het topsportprogramma weer heeft opgestart en Wevers heeft toegestaan om onder voorwaarden trainingen te verzorgen aan de TeamNL Selectie, werd daarbij op advies van de aanklager bij het ISR aan een bestuurlijke ordemaatregel opgelegd. Deze maatregel luidde als volgt: “Het is verboden gedurende het onderzoek en de mogelijk daarop volgende tuchtrechtelijke procedure bij het ISR contact te zoeken, direct of indirect (via anderen), met andere leden of voormalige leden van de KNGU, met uitzondering van de selectiestatushouders en de A statushouders.” Vervolgens is deze maatregel opgeheven en heeft de KNGU besloten dat Wevers niet mee mocht naar de Olympische Spelen in Tokio om de turnsters te begeleiden.

Het uitgangspunt van een goed werkgever is dat een werknemer slechts de mogelijkheid mag onthouden om de overeengekomen arbeid te verrichten wanneer de werkgever daarvoor een redelijke grond heeft. Die grond moet ook voldoende klemmend zijn, gelet op het in beginsel zwaarwegende belang van de werknemer om de overeengekomen arbeid te blijven verrichten.
De KNGU heeft aangevoerd dat zij het besluit om Wevers niet aan het begeleidingsteam toe te voegen, heeft genomen om duidelijkheid en rust te creëren rondom de sporters. De KNGU heeft daarbij alle omstandigheden meegewogen. Bovendien heeft de KNGU vanuit haar maatschappelijke rol vele belangen te dienen en te beschermen, waaronder ook belangen die raken aan moreel besef, aldus de KNGU.

Nadat de periode van non-actiefstelling was afgelopen en het topsportprogramma werd hervat, heeft de KNGU Wevers in staat gesteld werkzaamheden te hervatten. Dat ging gepaard met een bestuurlijke ordemaatregel en met zekere beperkingen ten aanzien van de trainingen, de KNGU voldeed daarmee aan haar verplichting die voortvloeit uit art. 8, lid 5 van de cao: het na het eindigen van een periode van non-activiteit treffen van voorzieningen om ervoor te zorgen dat de werknemer aan het werk kan.

De KNGU heeft onvoldoende onderbouwd waarom Wevers wél zijn werkzaamheden als coach mocht verrichten tijdens het EK, maar in juli 2021 niet als lid van het begeleidingsteam mee mag naar de Olympische Spelen. De KNGU heeft volgens de kantonrechter vooruit gelopen op de tuchtrecht procedure, terwijl zij hebben aangevoerd dit niet te willen. Voorgaande leidt tot de conclusie dat niet aannemelijk is dat de KNGU een zwaarwegende redelijke grond heeft voor het niet te werk stellen van Wevers. Zij moeten hem toch meenemen naar de Olympische Spelen in Tokio 2021, op straffe van een dwangsom.