ECLI:EU:C:2022:291 (HvJ EU, 7 april 2022, HvJ Berlin Chemie AG (C-333/20))

HvJ EU, 7 april 2022, HvJ Berlin Chemie AG (C-333/20) (ECLI:EU:C:2022:291)

Essentie

In dit belangwekkende arrest wordt ingegaan op de vraag of een belastingplichtige in een andere lidstaat over eigen personeel en technische middelen dient te beschikken om te kunnen spreken van een vaste inrichting binnen de btw.

Rechtsregel

Voor het bestaan van een – wat personeel en technische middelen betreft – geschikte structuur met een voldoende mate van duurzaamheid om te spreken van een vaste inrichting binnen de btw, hoeft een belastingplichtige niet over eigen personeel en technische middelen te beschikken. Wel moet hij over dit personeel en die technische middelen kunnen beschikken alsof het zijn eigen personeel en middelen zijn.

Inhoud arrest

Feiten

Berlin Chemie AG (hierna: “Duitse vennootschap”) is een in Duitsland gevestigde vennootschap die deel uitmaakt van de groep Menarini, die in Roemenië farmaceutische producten verkoopt voor de lopende bevoorrading van groothandelaren in geneesmiddelen in Roemenië. Zij beschikt ook over een fiscaal vertegenwoordiger in Roemenië en is daar voor btw-doeleinden geregistreerd.

Berlin Chemie A Menarini SRL (hierna: “Roemeense vennootschap’’) is in 2011 opgericht. Haar hoofdactiviteit bestaat uit bedrijfsadvisering op, onder andere, het gebied van public relations, communicatie en markttoetreding. De enige aandeelhouder van de Roemeense vennootschap is Berlin Chemie GmbH, met statutaire zetel in Duitsland. Berlin Chemie/Menarini Pharma GmbH (hierna: , “Berlin Chemie’’) is op haar beurt voor 95% in handen van de Duitse vennootschap. Die vennootschap is de enige klant van de Roemeense vennootschap.

Op 1 juni 2011 heeft de Roemeense vennootschap een overeenkomst gesloten met de Duitse vennootschap om laatstgenoemde haar producten te promoten in Roemenië. De Roemeense vennootschap neemt bovendien bestellingen voor farmaceutische producten aan die afkomstig zijn van groothandelaren in Roemenië en stuurt deze door naar de Duitse vennootschap. Zij verwerkt tevens de facturen. De Duitse vennootschap heeft zich ertoe verbonden om voor de door de Roemeense vennootschap verrichte diensten een maandelijkse vergoeding te betalen. De Roemeense vennootschap heeft de betrokken diensten exclusief btw aan de Duitse vennootschap gefactureerd omdat zij van mening was dat deze diensten in Duitsland werden verricht.

Na een belastingcontrole heeft de Roemeense belastingdienst zich op het standpunt gesteld dat de diensten die de Roemeense vennootschap ten behoeve van de Duitse vennootschap had verricht, door deze vennootschap waren ontvangen in Roemenië, waar zij een vaste inrichting zou hebben.

Prejudiciële vraag

Is sprake van een vaste inrichting indien een Europese vennootschap (Berlin Chemie) in een andere lidstaat een dochtervennootschap (Roemeense vennootschap) heeft die personeel en technische middelen ter beschikking stelt in het kader van overeenkomsten, waarbij de dochtervennootschap uitsluitend voor die vennootschap diensten op het gebied van marketing, regelgeving, reclame en vertegenwoordiging verricht die haar verkoopvolume direct kunnen beïnvloeden?

Overwegingen en oordeel

Artikel 44 van de btw-richtlijn bepaalt de plaats van een B2B-dienst, de plaats is waar de ontvanger van de dienst is gevestigd. Als de diensten worden verricht voor een vaste inrichting van de belastingplichtige, dan is de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt de plaats van belastbaarheid van deze dienst.

Blijkens de artikel 11 van de Uitvoeringsverordening nr. 282/2011 is een vaste inrichting: “iedere andere inrichting dan de (…) zetel van de bedrijfsuitoefening die gekenmerkt wordt door een voldoende mate van duurzaamheid en een – wat personeel en technische middelen betreft – geschikte structuur om de voor haar eigen behoeften verrichte diensten te kunnen afnemen en ter plaatse te gebruiken.’’ Of sprake is van een vaste inrichting, dient vanuit het oogpunt van de afnemer van de dienst te worden bepaald.

Uit vaste rechtspraak volgt dat een “vaste inrichting” een zekere bestendigheid dient te vertonen, doordat zij duurzaam over het personeel en de technische middelen beschikt die voor bepaalde diensten noodzakelijk zijn. Uit het arrest HvJ Dong Yang Electronics blijkt dat de kwalificatie van een inrichting als “vaste inrichting” niet enkel afhangt van het juridische status van de betrokken entiteit. De economische en commerciële realiteit is namelijk een fundamenteel criterium dat in aanmerking dient te worden genomen voor de toepassing van het Europese btw-stelsel. Het is daardoor mogelijk dat een dochtervennootschap een vaste inrichting vormt van haar moedermaatschappij, indien aan de voorwaarden in artikel 11 van de Uitvoeringsverordening nr. 282/2011 wordt voldaan.

a) Personeel en technische middelen ter beschikking?

Het bestaan van een – wat personeel en technische middelen betreft – geschikte structuur met een voldoende mate van duurzaamheid, moet worden aangetoond in het licht van de economische en commerciële realiteit. Hoewel een belastingplichtige niet over eigen personeel en technische middelen hoeft te beschikken hiervoor is, moet hij wel over dit personeel en die technische middelen kunnen beschikken alsof het zijn eigen personeel en middelen waren. Dit kan bijvoorbeeld op basis van dienstverlenings- of huurovereenkomsten die dit personeel en deze middelen ter beschikking van de belastingplichtige stellen en die niet op korte termijn kunnen worden opgezegd.

In casu blijkt uit dat de Duitse vennootschap in Roemenië niet over eigen personeel en technische middelen beschikte, maar dat dit personeel en deze technische middelen in handen waren van de Roemeense vennootschap. De Duitse vennootschap had echter permanente en ononderbroken toegang hiertoe, aangezien de in 2011 gesloten overeenkomst met de Roemeense vennootschap niet op korte termijn kon worden opgezegd. Op basis van dit contract heeft de Roemeense vennootschap de Duitse vennootschap met name technische middelen ter beschikking gesteld en personeel (meer dan 200 werknemers).

b) Geschikte structuur in Roemenië?

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de diensten die de Roemeense vennootschap voor de Duitse vennootschap verricht en de goederen die de Duitse vennootschap in Roemenië verkoopt en levert. Het gaat om afzonderlijke diensten en leveringen van goederen waarop verschillende btw-regelingen van toepassing zijn.

Uit de gegevens van het dossier blijkt dat de technische middelen en het personeel dat de Roemeense vennootschap aan de Duitse vennootschap ter beschikking heeft gesteld, eveneens de technische middelen en het personeel zijn waarmee de Roemeense vennootschap de diensten voor de Duitse vennootschap verricht. Dezelfde technische middelen en hetzelfde personeel kunnen echter niet worden gebruikt om dezelfde diensten tegelijkertijd te verrichten en af te nemen. Hieruit volgt dus dat de door de Roemeense vennootschap verrichte diensten op het gebied van marketing, regelgeving, reclame en vertegenwoordiging blijken te zijn afgenomen door de Duitse vennootschap, die haar personeel en technische middelen in Duitsland gebruikt om in Roemenië met distributeurs van haar farmaceutische producten verkoopcontracten te sluiten en uit te voeren. In dat geval kan de Duitse vennootschap in Roemenië niet over een vaste inrichting, aangezien zij in die lidstaat geen structuur heeft die haar in staat stelt de door de Roemeense vennootschap verrichte diensten te ontvangen en deze te gebruiken voor haar economische activiteiten op het gebied van verkoop en levering van farmaceutische producten.

Conclusie

  • “Artikel 44 van richtlijn 2006/112/EG (…), en artikel 11 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 (…) moeten aldus worden uitgelegd dat een vennootschap (…) niet beschikt over een vaste inrichting in een andere lidstaat, op grond dat deze vennootschap aldaar een dochtervennootschap heeft die personeel en technische middelen ter beschikking stelt (…) waarbij de dochtervennootschap uitsluitend voor die vennootschap diensten op het gebied van marketing, regelgeving, reclame en vertegenwoordiging verricht die haar verkoopvolume direct kunnen beïnvloeden.’’