ECLI:EU:C:2001:110 (HvJ EG Abbey National (C-408/98))

HvJ EG, 22 februari 2001, HvJ EG Abbey National (C-408/98) (ECLI:EU:C:2001:110)

Essentie

In dit arrest wordt ingegaan op de omvang van het aftrekrecht, indien verkoopkosten worden gemaakt waarbij sprake is van een overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen voor de omzetbelasting (art. 37d Wet OB 1968).

Rechtsregel

De verkoopkosten bij een overgang van een algemeenheid van goederen maken deel uit van de algemene kosten van deze belastingplichtige en houden dus in beginsel rechtstreeks en onmiddellijk verband met de gehele economische activiteit van de overdrager van vóór de overgang.

Als deze verkoopkosten echter rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met een duidelijk afgebakend gedeelte van zijn economische activiteiten – zodat de kosten van deze diensten deel uitmaken van de algemene kosten van dat gedeelte van de onderneming – kan de belastingplichtige de btw volledig aftrekken als deze activiteiten volledig aan de btw onderworpen zijn.

Inhoud arrest

Feiten

Abbey National houdt het volledige belang in Scottish Mutual, een levensverzekeringsmaatschappij. Eerstgenoemde vertegenwoordigt Scottish Mutual voor de btw. Scottish Mutual verhuurt ook gebouwen voor beroeps- of handelsdoeleinden. In het kader van deze laatste activiteit had zij voor de duur van 125 jaar onroerend goed in Schotland gehuurd, dat zij onderverhuurde aan handelsondernemingen. Later verkoopt Scottish Mutual haar huurrecht aan een derde partij voor 5.4 miljoen pond. Hierbij is sprake van een overgang van een algemeenheid van goederen (vgl. art. 37d Wet OB 1968).  Ten behoeve van deze overdracht had Scottish Mutual verschillende diensten afgenomen, waarover btw is betaald.

Prejudiciële vraag

Aan het Hof van Justitie wordt de vraag gesteld in hoeverre de btw over deze afgenomen diensten (verkoopkosten) aftrekbaar zijn in het kader van deze overgang van een algemeenheid van goederen.

Overwegingen en oordeel HvJ

Uit het arrest HvJ EU Midland Bank (punt 24) blijkt volgens het Hof van Justitie (“HvJ”) dat het vaste rechtspraak is dat in beginsel een rechtstreeks en onmiddellijk verband dient te bestaan tussen een bepaalde handeling in een eerder stadium en een of meer in een later stadium verrichte handelingen waarvoor recht op aftrek bestaat, opdat aan de belastingplichtige een aftrekrecht kan worden toegekend. Hieruit volgt dat het recht op aftrek van de btw die op deze goederen of diensten drukt, vooronderstelt dat de voor het verwerven van die goederen of diensten gedane uitgaven een van de bestanddelen van de prijs van de belaste handelingen zijn.

Er dient volgens het HvJ in deze zaak dus te worden onderzocht of er een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de door de overdrager (Scottish Manual) gebruikte diensten en een of meer in een later stadium belaste handelingen. In deze zaak maken de kosten van de afgenomen diensten deel uit van de algemene kosten van Scottish Manual en zijn deze als zodanig bestanddelen van de prijs van de producten van een onderneming. Zelfs in het geval van een overdracht van een algemeenheid van goederen moeten de kosten ter zake van deze diensten worden beschouwd als onlosmakelijk verbonden met de gehele economische activiteit van Scottish manual vóór de overdracht. Elke andere uitlegging zou in strijd zijn met het beginsel van volledige neutraliteit van het btw-stelsel. Dit zou neerkomen op een willekeurig onderscheid tussen uitgaven ten behoeve van een onderneming vóór en tijdens de daadwerkelijke exploitatie van die onderneming, en uitgaven die zijn gedaan om die exploitatie te beëindigen.

De door Scottish Mutual gebruikte diensten houden dus in beginsel rechtstreeks en onmiddellijk verband met de gehele economische activiteit van deze belastingplichtige. Wanneer de gebruikte diensten door haar een rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met een duidelijk afgebakend gedeelte van haar belaste economische activiteiten, zodat de kosten van deze diensten deel uitmaken van de algemene kosten van dat gedeelte van de onderneming, kan Abbey National – die haar vertegenwoordigt voor btw-doeleinden – de btw over de ingekochte diensten volledig aftrekken.

Conclusie HvJ

  • ‘’Op de gestelde vragen dient derhalve te worden geantwoord dat, wanneer een lidstaat (…) de overdracht van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid [acht] geen levering van goederen te vormen, de uitgaven van de overdrager voor de ten behoeve van deze overdracht gebruikte diensten deel uitmaken van de algemene kosten van deze belastingplichtige en dus in beginsel rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met de gehele economische activiteit van de belastingplichtige. Bijgevolg kan de overdrager, indien hij zowel handelingen verricht waarvoor recht op aftrek bestaat als handelingen waarvoor geen recht op aftrek bestaat, (…) enkel het gedeelte van de BTW aftrekken dat evenredig is aan het bedrag van eerstbedoelde handelingen. Wanneer evenwel de diverse door de overdrager ten behoeve van de overdracht van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen gebruikte diensten rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met een duidelijk afgebakend gedeelte van zijn economische activiteiten, zodat de kosten van deze diensten deel uitmaken van de algemene kosten van dat gedeelte van de onderneming, en wanneer alle met betrekking tot dit gedeelte verrichte handelingen aan BTW zijn onderworpen, kan de belastingplichtige de BTW die over de uitgaven voor de verkrijging van die diensten is geheven, volledig aftrekken.’’