Herstelrecht geen ‘soft middel’

Al bijna voorbij, maar zeker de moeite waard om nog aandacht aan te besteden: de Internationale Week van Herstelrecht, die plaatsvindt van 15 t/m 22 november. In diverse landen worden activiteiten georganiseerd om de toepassing van herstelrecht te bevorderen en de mogelijkheden te belichten.

In Nederland maken we relatief – zeker in vergelijking met andere Europese landen – weinig gebruik van herstelrecht, maar wordt het niet eens tijd om dat te veranderen?

Back to basic
Even terug naar het begin: herstelrecht (beter bekend onder de meer dekkende Engelse term restorative justice) richt zich op het ‘lijmen’ van de relatie tussen dader en slachtoffer en kent twee vormen: dader-slachtofferbemiddeling en het conferencing model. Bij de eerste zitten dader en slachtoffer tegenover elkaar, bij de laatste speelt ook de gemeenschap een rol, waardoor er een driehoeksverhouding ontstaat.

Herstelrecht is voornamelijk geschikt voor de ‘lichtere’ delicten (denk aan diefstal) en kent een aantal vereisten voordat hiervoor gekozen kan worden:

  • Zowel slachtoffer als dader werken vrijwillig mee.
  • Het moet gaan om een concreet slachtoffer én een bekennende dader.
  • Blijkt de bemiddeling niet bevredigend, dan kan alsnog de stap naar de rechter genomen worden.

Echter: hoewel wat lastiger, kan ook bij zwaardere delicten nog gekozen worden voor herstelrecht. Hier speelt vaak het publiek belang mee, waardoor group conferencing van toepassing is. De rechter zou hiernaast bijvoorbeeld ook nog een taakstraf op kunnen leggen, waarbij hij rekening houdt met een geslaagde bemiddeling. Het herstelrecht kan dus zowel als alternatief van, als ter aanvulling op het traditionele strafproces gelden.

Herstelrecht kan worden ingeroepen in verschillende fasen:

  1. Opsporingsfase: de politie kan zelf bemiddelen, of een onafhankelijke bemiddelaar inschakelen.
  2. Vervolgingsfase: het OM kan een voorwaardelijk sepot als stok achter de deur gebruiken als verdachte en slachtoffer met een bemiddelaar om de tafel gaan zitten.
  3. Veroordeling: de rechter kan de zaak aanhouden en partijen laten bemiddelen. De uitkomst van het bemiddelen kan hij laten meewegen bij het bepalen van de straf. Om vrijwillige deelname te waarborgen mag het niet komen tot een oplossing niet leiden tot een hogere straf.
  4. Tenuitvoerlegging: dit is meer van toepassing bij de zwaardere delicten, bijvoorbeeld na het uitzitten van een gevangenisstraf. In deze fase is de slachtoffer-dader bemiddeling meer bedoeld ter verwerking (bij zowel dader als slachtoffer), dan als alternatief of aanvulling op straf.

Geen ‘soft middel’
Wie denkt dat het enkel om een simpel gesprekje gaat en de dader er dus relatief gemakkelijk vanaf komt, heeft het mis. ‘Macho’ daders kunnen tijdens een gesprek – waarbij het slachtoffer alle gelegenheid heeft om zijn verhaal te doen – veranderen in een piepend kuikentje. Over de stellingname dat de daders die een vergevingsgezind slachtoffer tegenover zich hebben zitten, ‘geluk hebben’, valt ook zeker te twisten. Hebben daders die tegenover een milde rechter staan dat tenslotte ook niet?

De afgelopen jaren zijn er verschillende onderzoeken gedaan naar de resultaten van herstelrecht. Zo werd er in Maastricht gekeken naar de bemiddeling in 1.474 strafzaken gedurende de periode 2000-2010. De twee selectiecriteria: de uitkomst van de bemiddeling en de geboortedatum van de verdachte moesten bekend zijn. Uiteindelijk bleken 1.024 van de 1.474 – en daarmee pakweg zeventig procent – bemiddelingen succesvol.

Herstelrecht opnemen in het nieuwe Wetboek van Strafvordering?
Het is een feit dat het traditionele strafproces weinig ruimte biedt voor de gevoelens van het slachtoffer. Hoewel we wel onder andere het Kaderbesluit kennen over de status van het slachtoffer in het strafproces, hoeft een dader – wanneer het slachtoffer gebruik maakt van zijn spreekrecht – niet in de rechtszaal aanwezig te zijn (uitzonderingen daargelaten). Ook kan de rechter verder weinig met die verklaring doen. Om het herstelrecht naast een dergelijk dadergericht traditioneel strafproces als mogelijkheid te bieden, lijkt me daarom een meer dan goed idee.

Momenteel wordt in ons Wetboek van Strafvordering enkel in het wat vage artikel 51h gerept over het herstelrecht. Jacques Claessen (Maastricht University) en Gert Jan Slump (Restorative Justice Nederland) pleiten in hun redactioneel commentaar van het tijdschrift Nieuwsbrief Strafrecht van oktober 2015 (aflevering 12) dan ook voor het opnemen van een Wetboek van Herstelprocesrecht in het vernieuwde Wetboek van Strafvordering, dat in 2018 helemaal klaar zou moeten zijn.

(Klik voor vergrote weergave, tekst loopt verder onder afbeelding)

Herstelrecht

Twee punten die in het redactioneel commentaar met name opvallen, zijn dat bemiddeling zowel voor slachtoffer als dader een recht moet zijn om zich op te beroepen, en dat per fase duidelijk moet worden bepaald wie toeziet op de informatieverstrekking aan conflictpartijen en wie de zaak kan doorverwijzen naar de bemiddelaar. Het recht in eigen hand nemen (lees: een keuze hebben) krijgt daarmee in een naar mijn idee positieve betekenis.

Herstelrecht voor zowel slachtoffer als dader beter?
Er bestaat niet zoiets als ‘hét slachtoffer’ of ‘dé dader’. Daders zijn maar zelden monsters van de samenleving, net zo goed als dat slachtoffers lang niet altijd engeltjes zijn. Niet voor niets zijn de zuilen van het herstelrecht schade, verplichtingen en betrokkenheid. Er wordt gestreefd om de schade te herstellen, om de dader de consequenties van zijn gedrag te laten inzien en om de partijen actief te laten deelnemen aan het proces door met elkaar te communiceren. Niet alleen om de relatie tussen partijen te verbeteren, maar ook ter voorkoming van recidive én het bevorderen van resocialisatie.

Ik vind het een prettig idee om betrokkenen de keuze te geven tussen een traditioneel strafproces of een herstelrechtprocedure. Ter illustratie: een jaar of vier geleden werd ik op de fiets van achteren vol geschept door een auto. De bestuurder zat fout en na een ziekenhuisbezoek, een paar weken op krukken en fysiotherapie, werd ik door de politie gebeld of ik het hierbij wilde laten of er een zaak van wilde maken. Ik koos voor het eerste, ik had helemaal geen zin om eventueel bij een rechtbank te moeten verschijnen. Sowieso was ik er wel klaar mee, zeker omdat de bestuurder moeilijk deed over de hoogte van de schadevergoeding. Op dat moment had ik graag de mogelijkheid gehad om even met hem om de tafel te kunnen zitten en uit te leggen wat het ongeluk met me had gedaan. Eerlijk is eerlijk: ik was flink bang geworden in het verkeer en heb nog lang met lichamelijke ongemakken gezeten. Hoewel dat in de loop van de tijd ook weer afzwakte, denk ik nog steeds dat met hem praten me op dat moment erg zou hebben geholpen. Het enige dat ik uiteindelijk immers graag had gewild, was een welgemeend ‘sorry’.