ECLI:NL:HR:1997:ZC2491 (Uitslag/Wolterink)

HR 14 november 1997, NJ 1998, 147 (Uitslag/Wolterink, a.k.a. Gestolen Caravan)
(ECLI:NL:HR:1997:ZC2491)

Door Jay Irfan

Essentie

Dit bekende arrest gaat over een gestolen caravan. Uitslag (een particulier) koopt een caravan van Wolterink, maar weet niet dat de caravan door Koster is gestolen van de toenmalige eigenaar. De verzekeraar van de toenmalige eigenaar eist de caravan bij Uitslag op, die hieraan meewerkt maar vervolgens de koopovereenkomst tussen hem en Wolterink ontbindt. Uitslag vordert hierbij een schadevergoeding van Wolterink, omdat Wolterink zou zijn tekortgeschoten in zijn verplichting tot verschaffing van de eigendom. Wolterink beroept zich op derdenbescherming, zoals voorgeschreven in art. 3:86 BW.

Uitslag is zelf van mening dat er geen sprake is van derdenbescherming, aangezien de verkoopruimte (de caravan) niet duurzaam met de grond was verenigd, hetgeen wel noodzakelijk is volgens voornoemd artikel.

Rechtsregel

Het geschil in deze zaak betreft de vraag of Wolterink, die de caravan van de beschikkingsonbevoegde Koster heeft verkregen, zich kan beroepen op derdenbescherming ex art. 3.86 lid 3 BW. De Hoge Raad beantwoordt deze vraag positief. Wolterink had geen reden om de handel van Koster te wantrouwen in de zin dat hij geen gestolen zaken behoefde te verwachten, aangezien het ging om normale handel. Wolterink was dus te goeder trouw en kon een succesvol beroep doen op derdenbescherming.

Inhoud arrest

In september 1992 koopt Jan Willen Uitslag een caravan van Hermanus Wolterink voor een ƒ 8600,-. Wolterink had deze caravan daarvóór gekocht van Koster Caravans Coöperatief UA te Almelo, voor een prijs van ƒ 8250,-. Koster exploiteerde een onderneming die tweedehands caravans verhandelde. Deze handel werd gedreven op een bedrijfsterrein, alwaar de onderhavige caravan werd gebruikt als kantoor. Die caravan was niet duurzaam met de grond verenigd.

In 1994 werd bekend dat de caravan op 1 mei 1992 was gestolen van de toenmalige eigenaar, een zekere E. Buitenhuis. Diens verzekeraar eist de caravan op bij Uitslag, die voldoet aan deze vordering. Echter, hierna besluit Uitslag om zijn koopovereenkomst met Wolterink buitengerechtelijk te ontbinden en schadevergoeding te vorderen, omdat Wolterink is tekortgeschoten in diens verplichting tot verschaffing van de eigendom. Uitslag vordert een terugbetaling aan hem van de koopsom van ƒ 8600,- vermeerderd met ƒ 1150,- aan buitengerechtelijke incassokosten.

Wolterink beroept zich op derdenbescherming, zoals is vastgelegd in art. 3:86 lid 3 sub a BW. Wolterink stelt dat de caravan moet worden gelijkgesteld met een bedrijfsruimte, omdat Koster vanuit de caravan zijn onderneming exploiteerde. Uitslag stelt op zijn beurt dat derdenbescherming in casu niet van toepassing is, omdat de als bedrijfsruimte gebruikte caravan niet ‘duurzaam met de grond was verenigd’, wat wel vereist is volgens art. 3:86 lid 1 BW.

De Hoge Raad oordeelt in dezen dat voor Wolterink geen reden bestond om niet te mogen vertrouwen op het feit dat het ging om normale handel waarbij geen gestolen zaken behoefden te worden verwacht. Er is daarom ook geen reden om de aanspraak van Wolterink op derdenbescherming te verwerpen. Het enkele feit dat de caravan niet duurzaam met de grond was verenigd, is onvoldoende om de bescherming van art. 3:86 BW te ontkennen. In casu kan derdenbescherming wel worden aangenomen, omdat – in het licht van de omstandigheden van het geval – de caravan moet worden gelijkgesteld met een onroerende zaak.

De Hoge Raad concludeert dat het gerechtshof geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en verwerpt het beroep van Uitslag.