EHRM 7 juli 2009, nr. 1062/07 (Stagno vs. België)

Stagno vs. België, EHRM 7 juli 2009
(EHRM 7 juli 2009, nr. 1062/07)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

In casu is er sprake van schending van artikel 6 EVRM dat het recht op toegang tot de rechter geeft. Het optreden van ouders kan niet altijd rechtstreeks aan de minderjarige worden toegerekend.

Rechtsregel

Iedere overheid heeft met betrekking tot artikel 6 EVRM – de toegang tot de rechter – een zekere margin of appreciation, maar dit mag niet zover gaan dat het zover wordt beperkt dat het recht hierdoor wordt aangetast. Verjaringstermijnen kunnen verschillende doelen hebben. In ieder afzonderlijk geval moet worden beoordeeld of de aard van de verjaringstermijn en de manier waarop deze wordt toegepast in overeenstemming is met het EVRM. Het kan een aantasting zijn op het recht op toegang tot de rechter als het door een verjaringstermijn niet mogelijk is om een rechtszaak te starten. Het doel van de verjaringstermijn in deze zaak (rechtszekerheid en een goede procesorde) is legitiem, maar de zussen Stagno kunnen ook geen verwijt worden gemaakt dat zij destijds zelf geen actie hebben ondernomen. De beperking van het recht van de zussen Stagno op toegang tot een rechter staat niet in verhouding tot het doel van de verjaringstermijn. In dit geval is daarom sprake van schending van artikel 6, eerste lid van het EVRM.

Inhoud arrest

De zussen Maria (1977) en Manuela (1979) Stagno hebben de Italiaanse nationaliteit, maar ze wonen in België. Hun vader overlijdt in 1986. Op grond van het internationaal privaatrecht is het Italiaans recht van toepassing op het ouderlijk gezag over de kinderen en hun vermogensbeheer. Als één ouder overlijdt, krijgt de andere ouder het eenhoofdig gezag. In deze zaak is dat dus de moeder. Door het overlijden van hun vader hebben Maria en Manuela, samen met de drie andere kinderen in het gezin, recht op een uitkering van een levensverzekering van Fortis op naam van de vader. De moeder is geen begunstigde van de uitkering. Fortis keert echter het geld uit aan de moeder, omdat zij de wettelijke vertegenwoordiger van de kinderen is. Er is door Fortis hierbij geen rekening gehouden met de verplichting in het Italiaanse recht dat het geld alleen aan de moeder betaald mag worden met een machtiging van de voogdijrechter. Binnen een jaar heeft de moeder al het geld uitgegeven. De zussen starten, als ze meerderjarig zijn, een procedure tegen hun moeder en tegen Fortis. Met hun moeder treffen de zussen een schikking: zij zal een deel van het geld terugbetalen. De procedure tegen Fortis loopt door. De zussen Stagno vorderen materiële en immateriële schadevergoeding.

Volgens het Belgisch burgerlijk recht kan een vordering niet verjaren als deze betrekking heeft op een minderjarige of een onbekwaamverklaarde. Op deze regel gelden uitzonderingen, waaronder als het gaat om een verzekering, zoals hier. Een rechtsvordering op basis van een verzekeringspolis verjaart na drie jaar. Op grond hiervan verklaart de Belgische rechter het verzoek van de zussen Stagno niet-ontvankelijk.

Het beroep bij het Hof van Beroep in Brussel wordt ongegrond verklaard: een bijzonder curator had hun belangen destijds kunnen behartigen in een rechtszaak. De zussen Stagno gaan in cassatie. Zij zijn van mening dat er een belangenconflict bestond tussen hen en hun moeder. Het kon hen niet worden verweten dat zij geen bijzonder curator hebben laten benoemen, omdat zij toen pas 9 en 10 jaar oud waren. Het was voor hen onmogelijk om een rechtszaak te beginnen. Ze waren niet verantwoordelijk, en er was geen (andere) wettelijke vertegenwoordiger die dit voor hen kon doen. Het Belgische Hof van Cassatie verwerpt het beroep. Volgens het Hof is het geen algemeen rechtsbeginsel dat verjaring niet geldt voor degene die geen rechtsvordering kan instellen door een uit de wet voortvloeiend beletsel. Uit de toelichting bij de wet blijkt dat de wetgever een beperkte verjaring wilde om verdwijning van bewijzen en controlemiddelen tegen te gaan. Dat doel wordt niet bereikt als iemand jaren na de uitbetaling van een bedrag nog een vordering kan instellen. Er hoeft volgens het Hof geen onderscheid te worden gemaakt tussen minderjarigen die wel of geen wettelijke vertegenwoordiger hebben. Aangezien de mogelijkheid bestaat om in deze situatie een bijzonder curator te benoemen, is er geen onmogelijkheid om de rechtsvordering uit te oefenen.

De zussen Stagno stappen daarna naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), omdat zij vinden dat hun recht op toegang tot de rechter is geschonden. Zij beroepen zich op artikel 6, eerste lid EVRM. Zij verwijten de Belgische rechter geen rekening te hebben gehouden met hun bijzondere situatie. Hun moeder heeft een fout gemaakt, maar Fortis een grotere door bij de uitbetaling geen rekening te houden met de in het Italiaans recht verplichte rechterlijke machtiging. Het EHRM veroordeelt België tot een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade aan de zussen Stagno.