ECLI:NL:XX:2008:BH0402 (Salduz)

Salduz,  EHRM 27 november 2008
(ECLI:NL:XX:2008:BH0402)

Door Sapna Gajadhar

Essentie
In deze uitspraak van het EHRM staat een van de belangrijkste rechten uit het EVRM centraal, namelijk het recht op een eerlijk proces. In onderhavige zaak staat ter discussie of dit recht is geschonden nu de politie geweigerd heeft verdachte te laten bijstaan door een raadsman.

Rechtsregel
De vraag die in onderhavig geval dient te worden beantwoord, is of de weigering van bijstand door een raadsman voordat het proces is begonnen, dus in de voorfase, in strijd is met het recht op een eerlijk proces en daarmee dus artikel met 6 EVRM.

Artikel 6 EVRM omvat de volgende tekst:

1. Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. De uitspraak moet in het openbaar worden gewezen maar de toegang tot de rechtszaal kan aan de pers en het publiek worden ontzegd, gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of nationale veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé leven van procespartijen dit eisen of, in die mate als door de rechter onder bijzondere omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden.

2. Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan.

3. Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder de volgende rechten:

  • Sub a: onverwijld, in een taal die hij verstaat en in bijzonderheden, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging;
  • Sub b: te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging;
  • Sub c: zich zelf te verdedigen of daarbij de bijstand te hebben van een raadsman naar eigen keuze of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat te kunnen worden bijgestaan, indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit eisen;
  • Sub d: de getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en het oproepen en de ondervraging van getuigen à décharge te doen geschieden onder dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge;
  • Sub e: zich kosteloos te doen bijstaan door een tolk, indien hij de taal die ter terechtzitting wordt gebezigd niet verstaat of niet spreekt.

Volgens het EHRM kan artikel 6 EVRM niet worden aangemerkt als een absoluut recht. Dit betekent dat beperkingen op dit recht in beginsel zijn toegestaan. Ondanks dat artikel 6 EVRM geen absoluut recht is, kan het recht op bijstand van een raadsman toch worden aangemerkt als een van de belangrijkste elementen van het recht op een eerlijk proces. Het EHRM dient per zaak te bekijken of het ontbreken van bijstand door een raadsman in de voorfase van de procedure een schending van artikel 6 EVRM oplevert.

Om te kunnen beoordelen of er dus sprake is van een schending van artikel 6 EVRM moet er worden gekeken naar de omstandigheden van het geval. Volgens het EHRM heeft een verdachte voordat het verhoor aanvangt recht op bijstand van een raadsman. De verdachte moet ook worden medegedeeld dat hij dit recht heeft. Beperking van dit recht is alleen toegestaan indien daar dringende redenen voor zijn. Als het recht beperkt wordt mag dit geen afbreuk doen aan de verdedigingsrechten van de verdachte. Daarnaast zegt het EHRM dat artikel 6 EVRM niet onherstelbaar aangetast mag worden.

Van een onherstelbare aantasting is sprake indien een belastende verklaring van een verdachte is gebruikt in het proces, terwijl de verdachte bij het afleggen van de verklaring geen toegang had tot een raadsman. Indien de zojuist genoemde rechtsnormen niet in acht worden genomen, levert dit dus een strijd op met het recht op een eerlijk proces en met artikel 6 EVRM.

Een verdachte kan ook afstand doen van zijn rechten en daarmee de garanties voor een eerlijk proces. Deze afstandsverklaring moet ondubbelzinnig blijken. Het ondertekenen van een formulier is hiervoor niet voldoende.

Inhoud uitspraak
Yusuf Salduz, de verdachte, is een zeventienjarige jongen die in Turkije woonde. Op een dag werd hij gearresteerd wegens het deelnemen aan demonstraties van een Koerdische partij. Een dag na zijn arrestatie werd hij verhoord door de politie. Yusuf kreeg daarbij een formulier waarin stond vermeld dat hij was gewezen op zijn zwijgrecht. Hierbij was geen raadsman aanwezig. Tijdens het verhoor bekende hij dat hij had deelgenomen aan de demonstratie.

Yusuf werd daarna voorgeleid aan de rechter. Hij trok zijn eerder afgelegde verklaring in. Volgens Yusuf werd hij gedwongen door de politie om de verklaring af te leggen. Vervolgens werd hij in hechtenis genomen. Pas vanaf dat moment kreeg hij toegang tot een raadsman. Yusuf werd aangeklaagd en de zaak kwam voor bij de rechtbank. Daar ontkende hij enige betrokkenheid bij de demonstratie. De rechtbank veroordeelde hem tot een gevangenisstraf.

De raadsman van Yusuf stelde beroep in tegen de beslissing. Volgens haar was namelijk sprake van schending van het recht op een eerlijk proces. De zaak kwam uiteindelijk voor bij het EHRM. Die oordeelde dat het geven van het formulier aan Yusuf onvoldoende was om aan te nemen dat hij afstand deed van zijn rechten en was gewezen op zijn zwijgrecht. Het recht op een advocaat is volgens het EHRM een fundamenteel recht, vooral als de verdachte een minderjarige

Het EHRM oordeelt dan ook dat in onderhavig geval sprake is van een oneerlijk proces. Het bewijs, de verklaring van Yusuf, dient daarom ook uitgesloten te worden.