ECLI:NL:RVS:1997:AA6762 (Van Vlodrop)

Van Vlodrop, 6 mei 1997
(ECLI:NL:RVS:1997:AA6762)

Door Marsha Simon

Essentie

Dit arrest geeft blijk van een verschuiving van de competentieverdeling van de bestuursrechter en de burgerlijke rechter. De bestuursrechter is gelet op het stelsel van afdeling 8.1.1 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) alleen bevoegd kennis te nemen van beroepen tegen zuivere schadebesluiten, indien die rechter ook bevoegd is te oordelen over een eventueel beroep tegen de schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid zelf. Daarnaast komt de kwalificatie van het besluitbegrip aan de orde.

Rechtsregel

De schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan op een verzoek om vergoeding van de schade die veroorzaakt zou zijn binnen het kader van de uitoefening door dat orgaan van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid is, ook indien dat verzoek niet op een specifieke wettelijke grondslag is gebaseerd, een publiekrechtelijke rechtshandeling en daarmee dus een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.

De Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State (hierna: Afdeling) acht de algemene dan wel de bijzondere bestuursrechter slechts bevoegd tot kennisneming van beroepen tegen een zuiver schadebesluit, indien die rechter ook bevoegd is te oordelen over beroepen tegen de schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid zelf.

Indien derhalve tegen de schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld, dan is er ook geen beroep mogelijk tegen een besluit naar aanleiding van een verzoek om vergoeding van schade die daardoor is veroorzaakt.

Inhoud arrest

Van Vlodrop B.V. stelt schade te hebben geleden als gevolg van de aanscherping van een beleidsregel die milieuvoorschriften bevat met betrekking tot de verwijdering van fotografisch-chemische afvalstoffen. Met name vanwege een geconstateerde overcapaciteit in de afvalverwerkende industrie, de relatie tussen het beleid gericht op preventie en herstelgebruik, en de in de praktijk toegepaste verwerkingstechnieken werd het noodzakelijk geacht de notitie uit 1987 te herzien.

Van Vlodrop B.V. verzoekt de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM, hierna: appellant) deze schade te vergoeden. Appellant wijst de gevraagde schadevergoeding van Van Vlodrop B.V. af. Tegen deze afwijzing heeft Van Vlodrop B.V. een bezwaarschrift ingediend bij appellant. Daarop heeft appellant medegedeeld dat haar primaire beslissing geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 Awb behelst en mitsdien tegen die beslissing geen bezwaar kan worden gemaakt.

Voorts merkt appellant op dat het bezwaarschrift haars inziens geen nieuwe feiten of omstandigheden bevat en dat er derhalve geen aanleiding bestaat het eerder ingenomen standpunt te herzien. Van Vlodrop B.V. stelt beroep in bij de rechtbank tegen de handhaving van de weigering. Tevens vraagt Van Vlodrop B.V. de president van de rechtbank een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb. De rechtbank komt tot het oordeel dat er sprake is van een appellabel besluit, verklaart het beroep met toepassing van artikel 8:86 van de Awb gegrond en bepaalt dat appellant opnieuw op het bezwaarschrift moet beslissen.

In tegenstelling tot de rechtbank komt de Afdeling echter tot de conclusie dat er geen sprake is van een op grond van de Awb appellabel besluit. Allereerst overweegt de Afdeling daartoe dat de schadebeslissing, hoewel iedere specifieke wettelijke grondslag ontbreekt, toch is aan te merken als een rechtshandeling. De bevoegdheid tot het nemen van een schadebeslissing berust op het algemene rechtsbeginsel dat de overheid gehouden is de schade te vergoeden die zij als gevolg van haar handelen onrechtmatig aan burgers toebrengt.

Dit valt naar het oordeel van de Afdeling af te leiden uit artikel 8:73 van de Awb, artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. De beslissing is, eveneens, te beschouwen als een publiekrechtelijke rechtshandeling en daarmee als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, omdat de gestelde schade is veroorzaakt binnen het kader van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid. Desondanks is de rechtbank niet bevoegd ter zake van de schadebeslissing, omdat de schadeveroorzakende handeling vanwege het bepaalde in artikel 8:2 van de Awb niet vatbaar is voor beroep bij de rechtbank op grond van de Awb.

Gelet op artikel 8:71 Awb kan Van Vlodrop B.V. zich tot de burgerlijke rechter wenden terzake van de schadevergoeding die zij heeft gevorderd. Tevens is het arrest Groningen/Raatgever (HR 17-12-1999) ook van belang voor de rechtsmachtverdeling tussen bestuursrechter en burgerlijke rechter inzake schadevergoeding bij (on)rechtmatige overheidsdaad.