ECLI:NL:HR:2012:BX7575 (Ongeval door brandpasta)

Ongeval door brandpasta, Hoge Raad 12 oktober 2012
(ECLI:NL:HR:2012:BX7575)

Essentie
In dit arrest staat centraal of er sprake is van verwijtbaar onzorgvuldig handelen. Voor aansprakelijkheid is vereist dat het handelen zodanig ernstig is dat je je daarvan had moeten onthouden.

Rechtsregel
Er is niet zonder meer sprake van onzorgvuldig handelen door geen toezicht te houden. Doorslaggevend is of er aan de 14-jarige is gevraagd om de brander ook aan te steken. Dit komt niet vast te staan en hierdoor is er sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

Inhoud arrest
Op 20 juli 2003 werd er in de tuin van een van de betrokkenen (buurvrouw) een verjaardagsfeest gehouden. Op een tafel in de tuin stonden drie warmhouders. De buurvrouw had deze geleend van verweerster. Onder de warmhouders stonden twee branders. Deze metalen potjes waren gevuld met brandpasta. Verweerster zag dat een van de branders leeg was en heeft aan de 14-jarige zoon van de buurvrouw gevraagd om de brander met brandgel uit een jerrycan bij te vullen. Verweerster heeft vervolgens geen toezicht gehouden. Plots klonk er een knal en spatte er vlammend brandgel in de rondte. Hierdoor loopt eiser 1 derdegraads brandwonden op en eiser 2 tweedegraads brandwonden. De uiteindelijke toedracht wordt niet vastgesteld.

De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is geweest van handelen van verweerster waarvan zij ‘zich naar maatstaven van zorgvuldigheid had moeten onthouden. Verder oordeelt de rechtbank dat de toedracht van het ongeval onduidelijk is gebleven en er geen aanleiding bestaat voor omkering van de bewijslast op voet van de redelijkheid of voor toepassing van de omkeringsregel’.

Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Hof. Het Hof oordeelt ook dat er geen sprake is van onzorgvuldig handelen van verweerster door geen toezicht te houden. Het feit dat verweerster betrokkene heeft verzocht een brander bij te vullen is niet zonder meer onzorgvuldig. Doorslaggevend is of zij hem ook gevraagd heeft om de brander aan te steken. Het Hof concludeert dat dat niet vast is komen te staan.

De Hoge Raad oordeelt vervolgens dat het Hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Het Hof had namelijk moeten beoordelen of verweerster met haar handelwijze een zodanig risico op letsel in het leven zou roepen dat verweerster zich daarvan had moeten onthouden.

‘Belangrijk in dit verband is dat de te vullen brander door verweerster zelf onder de warmhouder was weggehaald en verder op een zodanig plaats van de tafel was gezet dat het vlam vatten van de brandgel niet meteen al bij het vullen van de brander heeft kunnen plaatsvinden. Dit laatste is immers, naar het hof onbestreden heeft vastgesteld, niet gebeurd’.

Naar aanleiding hiervan verwerpt de Hoge Raad het hoger beroep.