ECLI:NL:HR:2004:AP1662 (Sneeuwballende Kinderen)

Sneeuwballende Kinderen-arrest, HR 12-11-2004, NJ 2005, 138
(ECLI:NL:HR:2004:AP1662)

Door Austin Ellinor

Essentie
Het arrest Sneeuwballende Kinderen gaat over de aansprakelijkheid van ouders voor hun kinderen en de uitleg van artikel 6:169 lid 1 BW. In casu draait het om de vraag of er situaties bestaan bij een onrechtmatige daad waarin het kind en de ouders van het kind niet aansprakelijk zijn.

Artikel 6:169 lid 1 BW:
“Voor schade aan een derde toegebracht door een als een doen te beschouwen gedraging van een kind dat nog niet de leeftijd van veertien jaren heeft bereikt en aan wie deze gedraging als een onrechtmatige daad zou kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan, is degene die het ouderlijk gezag of voogdij over het kind uitoefent, aansprakelijk.”

Artikel 6:164 BW:
“Een gedraging van een kind dat de leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt, kan aan hem niet als een onrechtmatige daad worden toegerekend.”

Rechtsregel
De maatstaf “als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan” in artikel 6:169 BW betekent dat er beoordeeld moet worden of de gedraging van het kind een toerekenbare onrechtmatige daad zou hebben opgeleverd als deze was verricht door een volwassene. De leeftijd van het kind die de gedraging heeft verricht staat hier dus los van. Artikel 6:164 en 169 lid 1 BW zijn te beschouwen als complementaire bepalingen.

Inhoud arrest
Een vijfjarig jongetje gooit tijdens een speelsessie een sneeuwbal in het gezicht van een negenjarig meisje. Het meisje wordt woest en gooit de jongen op de grond, met ernstig hoofdletsel als gevolg.

De rechtbank oordeelde dat de gedraging van het meisje onrechtmatig was en daarom haar ouders aansprakelijk zijn voor de schade. Het hof bekrachtigt dit vonnis. De ouders van het meisje stellen vervolgens cassatie in bij de Hoge Raad.

De eisers in cassatie (ouders van het meisje) bestrijden de opvatting van het hof dat het meisje onrechtmatig heeft gehandeld. Volgens hen was er sprake van een kinderlijke interactie, waar andere (minder strenge) zorgvuldigheidsnormen gelden dan bij interactie tussen volwassenen. Volgens eisers in cassatie zijn ouders slechts aansprakelijk “indien de gedraging van het kind een aan het kind toe te rekenen onrechtmatige daad zou hebben opgeleverd indien het kind ten tijde van deze gedraging de leeftijd van veertien jaren of ouder zou hebben gehad” (art. 6:169 lid 1 BW).

De Hoge Raad verwerpt deze opvatting en oordeelde als volgt:
“De art. 6:164 en 169 lid 1 BW zijn te beschouwen als complementaire bepalingen. Enerzijds bepaalt art. 6:164 dat de gedraging van een kind dat de leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt, hem niet als een onrechtmatige daad kan worden toegerekend, anderzijds roept art. 6:169 lid 1 een risico-aansprakelijkheid in het leven voor de ouder of voogd voor diezelfde gedraging, indien aan de vereisten die deze bepaling stelt, is voldaan. Hiermee zou niet stroken, zoals de opvatting van het middel zou meebrengen, dat er een categorie gevallen zou zijn waarin noch de ouders of de voogd noch het kind aansprakelijk zouden zijn, namelijk de categorie waarin bij hantering van een op de (hypothetische) leeftijd van een kind van veertien jaren of ouder toegesneden zorvuldigheidsnorm geoordeeld zou moeten worden dat ter zake van een bepaalde gedraging geen sprake is van een toerekenbare onrechtmatige daad, ofschoon bij hantering van een zorgvuldigheidsnorm waarbij geen rekening zou worden gehouden met die (jeugdige) leeftijd wel sprake zou zijn van een toerekenbare onrechtmatige daad.”

De Hoge Raad stelt dat de hypothetische maatstaf in artikel 6:169 BW meebrengt dat beoordeeld moet worden of de gedraging een onrechtmatige daad zou opleveren indien verricht door een volwassene. Daarbij wordt dus afstand genomen van de jeugdige leeftijd van het kind dat de gedraging heeft verricht.