ECLI:NL:HR:2004:AO9494 (Endlich/Bouwmachines)

Endlich/Bouwmachines, 22 oktober 2004
(ECLI:NL:HR:2004:AO9494)

Door Marsha Simon

Essentie
Dit arrest staat in het teken van de ingebrekestelling. Aan de orde komen de te stellen eisen aan een ingebrekestelling in een spoedeisende situatie, als ook de functie van een ingebrekestelling. En wanneer is een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 6:82, tweede lid, BW zinvol? De Hoge Raad geeft antwoord.

Rechtsregel
Een ingebrekestelling heeft niet de functie om ‘het verzuim vast te stellen’, doch om de schuldenaar nog een laatste termijn voor nakoming te geven en aldus nader te bepalen tot welk tijdstip nakoming nog mogelijk is zonder dat van een tekortkoming sprake is, bij gebreke van welke nakoming de schuldenaar vanaf dat tijdstip in verzuim is. Dit brengt mee dat, voor zover vanwege spoedeisendheid van het herstel een schriftelijke ingebrekestelling met termijnstelling in overeenstemming met artikel 6:82, eerste lid, BW niet mogelijk of niet zinvol is, de schuldeiser wel het in de betrokken situatie redelijkerwijs mogelijke zal moeten doen om de schuldenaar in de gelegenheid te stellen om het gebrek in de geleverde prestatie (en in voorkomend geval de erdoor veroorzaakte schade) te herstellen.

Indien evenwel de schuldenaar door hem niet bereikt kan worden (ook niet op een aan de spoedeisende situatie gepaste wijze zoals per telefoon) of, bereikt zijnde, niet in staat is of zich niet bereid toont om met de noodzakelijke spoed afdoende maatregelen te nemen, brengen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid mee dat t.a.v. de bedoelde, spoedeisende herstelwerkzaamheden verzuim intreedt zonder dat een ingebrekestelling heeft plaatsgevonden, terwijl daartoe evenmin nodig is dat een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 6:82, tweede lid, BW aan de schuldenaar is toegezonden.

Inhoud arrest
Een steigerbouwer heeft zich jegens een schildersbedrijf verplicht tijdens de drie verschillende fasen van een schilderwerk deugdelijke steigers aan het schildersbedrijf ter beschikking te stellen. Het schildersbedrijf heeft de overeenkomst voor wat betreft de laatste fase buitengerechtelijk ontbonden en de steigers voor die fase door een ander bedrijf laten plaatsen, omdat de steigers tijdens de eerste twee fasen allerlei gebreken zouden vertonen die acuut ingrijpen vergden, terwijl de steigerbouwer niet bereikbaar was of laks reageerde.

Het Hof heeft geoordeeld dat het schildersbedrijf eerst de bevoegdheid tot ontbinding zou hebben gekregen nadat verzuim was ingetreden en dat daarvan geen sprake was nu het schildersbedrijf de steigerbouwer niet in gebreke had gesteld. Het Hof heeft daarom de vordering van het schildersbedrijf dat de buitengerechtelijke ontbinding voor recht zou worden verklaard en de vordering tot schadevergoeding afgewezen en de vordering van de steigerbouwer tot betaling van de huurprijs over de laatste fase toegewezen.

Een ingebrekestelling heeft niet de functie om ‘het verzuim vast te stellen’, doch om de schuldenaar nog een laatste termijn voor nakoming te geven en aldus nader te bepalen tot welk tijdstip nakoming nog mogelijk is zonder dat van een tekortkoming sprake is, bij gebreke van welke nakoming de schuldenaar vanaf dat tijdstip in verzuim is. Dit brengt mee dat, voor zover vanwege de spoedeisendheid van het herstel een schriftelijke ingebrekestelling met termijnstelling in overeenstemming met artikel 6:82, eerste lid, BW niet mogelijk of niet zinvol is, de schuldeiser wel het in de betrokken situatie redelijkerwijs mogelijke zal moeten doen om de schuldenaar in de gelegenheid te stellen om het gebrek in de geleverde prestatie (en in voorkomend geval de erdoor veroorzaakte schade) te herstellen.

Indien evenwel de schuldenaar door hem niet bereikt kan worden (ook niet op een aan de spoedeisende situatie aangepaste wijze zoals per telefoon) of, bereikt zijnde, niet in staat is of zich niet bereid toont om met de noodzakelijke spoed afdoende maatregelen te nemen, brengen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid mee dat ten aanzien van de bedoelde, spoedeisende herstelwerkzaamheden verzuim intreedt zonder dat een ingebrekestelling heeft plaatsgevonden.

Voor het intreden van verzuim zal in een dergelijke situatie ook niet nodig zijn dat een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 6:82, tweede lid, BW aan de schuldenaar is toegezonden, nu de eis van toezending van een dergelijke mededeling niet te verenigen valt met de spoed waarmee in zo’n situatie maatregelen moeten worden genomen, en de toezending in zo’n situatie ook geen nut zal hebben. Tot slot vernietigt de Hoge Raad het arrest van het Hof en verwijst het geding naar een ander Hof. Bouwmachines wordt veroordeeld in de kosten van het geding.