ECLI:NL:HR:1999:ZD1600 (Moord en Doodslag)

Moord en doodslag-arrest, HR 19-10-1999, NJ 2000, 109

Door Austin Ellinor

Essentie
Het arrest Moord en doodslag gaat over de tenlastelegging van een gekwalificeerd delict. Het komt erop neer dat de tenlastelegging ‘moord’ impliciet ook een tenlastelegging ‘doodslag’ betekent. Zo’n redenering geldt waarschijnlijk ook voor een aantal andere gekwalificeerde delicten.

Rechtsregel
Een tenlastelegging van het gekwalificeerde delict moord levert tevens een grondslag voor een bewezenverklaring van doodslag op. Doodslag dient bij moord als impliciet subsidiair te worden gezien.

Inhoud arrest
Het slachtoffer is in het recreatiegebied Spaarnwoude in Haarlemmerliede door een van de medeverdachten tweemaal van dichtbij in het hoofd geschoten met een vuurwapen. In de tenlastelegging staat wel de delictsomschrijving van moord, maar niet die van doodslag. Het verschil ligt in de toevoeging van het element ‘met voorbedachte rade’.

De rechtbank veroordeelt de verdachte wegens (medeplegen van) moord. In hoger beroep vernietigt het hof dit vonnis. De verdachte wordt derhalve op deze aanklacht vrijgesproken, omdat het element ‘met voorbedachte rade’ niet kan worden bewezen.

De Hoge Raad is het hier niet mee eens en vernietigt het arrest van het hof. Volgens de Hoge Raad is er sprake van grondslagverlating, nu het hof de verdachte van de hele tenlastelegging heeft vrijgesproken. De bestandsdelen van doodslag zijn namelijk nog overgebleven. De tenlastelegging moord impliceert doodslag, volgens de Hoge Raad.

De Hoge Raad oordeelde als volgt:

“r.o. 4.2:
Het in art. 289 Sr omschreven delict moord behelst dezelfde bestanddelen als het in art. 287 Sr omschreven delict doodslag, zij het dat voor een veroordeling ter zake van moord daarenboven nog als vereiste is gesteld dat komt vast te staan dat die doodslag is gepleegd ‘met voorbedachten rade’.

r.o. 5:
Het middel klaagt dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging (…) heeft verlaten door te oordelen dat daarin niet tevens het verwijt kan worden gelezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het — al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen — plegen van doodslag. Uit hetgeen hiervoor onder 4 is overwogen volgt dat het middel gegrond is.”

De Hoge Raad stelt dus dat een tenlastelegging van het gekwalificeerde delict moord tevens een grondslag voor een bewezenverklaring van doodslag oplevert. Doodslag dient bij moord als impliciet subsidiair te worden gezien.

De Hoge Raad vernietigt derhalve het arrest van het hof en verwijst de strafzaak door naar een ander hof.