ECLI:NL:HR:1998:ZC2629 (Offringa/Vinck & Rosberg)

Offringa/Vinck&Rosberg, 10 april 1998
(ECLI:NL:HR:1998:ZC2629)

Door Marsha Simon

Essentie
Het gaat in dit Antilliaanse geding om de koop van een woonhuis, waaraan gebreken zijn geconstateerd. In cassatie staat de verhouding tussen de mededelingsplicht van de verkopers en de onderzoeksplicht van de koper centraal.

Rechtsregel
Het enkele feit dat de ene partij haar onderzoeksplicht naar bepaalde relevante gegevens verzaakt, sluit niet uit dat de andere partij ten aanzien van diezelfde gegevens een mededelingsplicht heeft. Het Hof had zich de vraag moeten stellen of de verkopers naar de in het verkeer geldende opvattingen gehouden waren de koper mededeling te doen van de hun bekende ernstige scheurvorming van structurele aard toen zij constateerden dat de koper zo onvoorzichtig was geen nadere vragen te stellen hoewel hem was medegedeeld dat er scheurvorming was en hij ook scheurvorming had geconstateerd. Het antwoord op deze vraag zal afhangen van de aangenomen feiten en de andere omstandigheden van het geval.

Inhoud arrest
Op 25 maart 1992 hebben de verkopers van het huis aan de Bramendiweg 27 te Curaçao, deze per advertentie in een Nederlandse krant te koop aangeboden. De koper, die toen in Duitsland woonde, was geïnteresseerd en vroeg nadere inlichtingen bij de in de advertentie genoemde contactpersoon. Nadat de koopovereenkomst tot stand gekomen was, bleek dat de fundering van het huis te wensen over laat. Er is sprake van scheurvorming van structurele aard. De koper heeft bij bezichtiging van het huis geconstateerd dat er (gerepareerde) scheuren waren.

De waarde van het huis is hierdoor ernstig aangetast. Verkopers hebben niet gemeld dat een aannemer hen te kennen had gegeven dat reparatie van de scheurvorming veel geld zou gaan kosten. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft de vordering van de koper gegrond op dwaling of bedrog, dan wel wanprestatie of onrechtmatige daad afgewezen. Vooropgesteld moet worden dat, wanneer een partij voor de totstandkoming van een overeenkomst aan de wederpartij bepaalde inlichtingen had behoren te geven teneinde te voorkomen dat de wederpartij zich omtrent de betreffende punten een onjuiste voorstelling zou maken, de goede trouw zich in het algemeen ertegen zal verzetten dat eerstgenoemde partij ter afwering van een beroep op dwaling aanvoert dat de wederpartij het ontstaan van de dwaling aan zichzelf heeft te wijten.

In deze regel ligt besloten dat het enkele feit dat een partij haar onderzoeksplicht naar bepaalde relevante gegevens verzaakt, niet uitsluit dat de andere partij terzake van diezelfde gegevens een mededelingsplicht heeft. Bij het beantwoorden van de vraag of een partij terzake van bepaalde relevante gegevens naar de in het verkeer geldende opvattingen een mededelingsplicht heeft, moet niet alleen worden gelet op alle bijzonderheden van het geval, maar ook en vooral daarop dat voormelde regel juist ertoe strekt ook aan een onvoorzichtige koper bescherming te bieden tegen de nadelige gevolgen van dwaling, veroorzaakt door het verzwijgen van relevante gegevens.

’s Hofs vonnis voldoet niet aan het vereiste dat in een geval als het onderhavige alle bijzonderheden van het gegeven geval zo volledig en zo nauwkeurig mogelijk behoren te worden vastgesteld. Het is onjuist om, zoals het Hof heeft gedaan, ervan uit te gaan dat het oordeel dat de koper is tekortgeschoten in de in de gegeven omstandigheden op hem rustende plicht om te onderzoeken hoe ernstig de scheurvorming in het huis was, of deze een structureel karakter droeg en zo ja, wat daarvan de oorzaak was, zonder meer de slotsom wettigt dat op de verkopers terzake geen mededelingsplicht rustte.

Het Hof had zich, integendeel, de vraag moeten stellen of de verkopers, die wisten dat de scheurvorming van structurele aard is en wordt veroorzaakt doordat de fundering te wensen overlaat, alsmede dat de reparatie van het probleem zeer kostbaar is, waardoor de waarde van het huis ernstig wordt aangetast, toen zij constateerden dat de koper zo onvoorzichtig was om, hoewel hij scheurvorming en zettingen had gezien en hoewel hem ook was medegedeeld dat er scheurvorming in het huis aanwezig was, geen vragen omtrent scheurvorming te stellen en daarnaar geen verder onderzoek te doen, naar de in het verkeer geldende opvattingen gehouden waren hem van voormelde gebreken en hun bekende feiten mededeling te doen.

De Hoge Raad vernietigt het vonnis en verwijst het geding naar het Hof ter verdere behandeling en beslissing. De verkopers worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.