Scriptiestress: bronnen

Terwijl het buiten voor het eerst weer wat warmer wordt, maar binnen zitten nog steeds vele malen aangenamer is, loop ik op de zaterdagmiddag, met de last van het schrijven van mijn scriptie aanhoudend op mijn schouders drukkend, rustig over de campus van de universiteit. Die last bedraagt naar mijn schatting zo’n zeven kilo en bestaat uit een even groot aantal boeken over Europees recht. Met deze intellectuele bagage sjok ik voort.

Door Michiel Hennevelt

Heb je eindelijk de eerste hobbel bij het schrijven van een scriptie overwonnen en een onderwerp gekozen, komt er gelijk een tweede bron van stress ten tonele: wat worden mijn bronnen? Voor ons rechtenstudenten zijn de bronnen heilig. Dat geldt voor rechtsbronnen, maar zeker ook voor de bronnen uit de wetenschappelijke literatuur (soms overlappen die twee). In essentie doe je als scriptieschrijvende rechtenstudent voor het grootste deel van je onderzoek niets anders dan schrijven wat anderen al geschreven hebben, maar dan (hopelijk) op een andere manier, in een andere samenstelling en vanuit een andere invalshoek.

Je scriptie zal dus niet veel meer zijn dan een aantal logisch bij elkaar gezochte en gebundelde bronnen. Die bronnen kunnen dan maar beter goed zijn, maar wat is goed? Of beter: wat is goed genoeg? Je hebt verschillende manieren om met bronnen om te gaan. In mijn tas zit momenteel zeven kilo aan dode boom, die ik ga gebruiken om maximaal drie kantjes vol te schrijven. Voor mij is het gevoel dat ik een belangrijke bron mis een reden tot stress. Het is pas goed genoeg als ik alles wat in redelijkheid tot mijn beschikking staat op zijn minst gelezen heb. Daarbij kom ik veel obscure boeken en artikelen tegen, vooral boeken. Bijkomend voordeel hiervan is dat ik de kans dat mijn begeleider die boeken gaat opzoeken klein inschat en dus verwacht dat hij gemakshalve zal aannemen dat ik de bron juist weergeef.

Onzeker over je scriptie, bronnen of verwijzen? Wij bieden hulp! Kijk hier voor onze scriptiecorrectiedienst!

Er zijn natuurlijk ook andere manieren om met bronnen om te gaan. De minder neurotische medestudent zal de standaardwerken erbij pakken en daar zijn werk op baseren. Ook dat is een prima aanpak, het zijn immers niet voor niets standaardwerken. Een derde stijl is die van reverse engineering: je bedenkt een antwoord op je onderzoeksvraag en zoekt daar de bronnen bij die dit antwoord ondersteunen. Dit zou de aanpak kunnen zijn van toekomstige advocaten of belastingadviseurs, zij zijn op die manier immers goed voorbereid op de werkwijze die zij bij het uitoefenen van hun beroep zullen toepassen.

Welke stijl van bronnenonderzoek je ook hanteert, er is één gouden regel: gebruik de literatuur die je begeleider of tweede lezer over dit onderwerp gepubliceerd heeft. Uiteindelijk schrijf je geen scriptie om iets bij te dragen aan het wetenschappelijk debat of om een vraagstuk zo goed mogelijk op te lossen, maar om een zo hoog mogelijk punt te behalen. Je begeleider is ook maar van vlees en bloed en heeft ook zo zijn subjectieve gevoelens. Sla je een artikel dat hij over jouw onderwerp heeft geschreven over, dan zal dat ongetwijfeld zijn oordeelsvorming beïnvloeden. Natuurlijk moet je het niet overdrijven, maar een beetje good old asskissing kan zeker geen kwaad.

Ondertussen moet ik weer verder met mijn scriptie. Overigens: aan het schrijven van deze column is geen enkele vorm van bronnenonderzoek voorafgegaan.

Hulp nodig met zinsconstructies, de d’tjes en t’tjes of andere grammaticaregels? Bekijk dan hier onze tekstcorrectiedienst!