Eens in de zoveel tijd lees ik weer een goed bedoeld stuk dat gaat over het respect voor fundamentele rechten van de mens. Het is meestal een lofzang aan de mensenrechten, waarbij de stelling ingenomen wordt dat mensenrechtenverdragen erg belangrijk zijn en een grote impact op grote problemen kan hebben. Ik word geregeld ingevlogen om gastcolleges te geven aan universitaire studenten die een warme belangstelling hebben voor deze thematiek. Ik schrik alleen soms een beetje van de (goed bedoelde) naïviteit waarmee de werking van mensenrechten theoretisch beschouwd wordt. Na jaren onderzoek te hebben gedaan naar de werking van mensenrechten –in het bijzonder ECOSOC rechten- moet ik helaas oproepen tot enige realiteitszin. Mensenrechten bestaan niet en mensenrechtenverdragen werken om een aantal redenen al helemaal niet.
Mensenrechten zijn Westers product
Het idee dat wanneer je iets op schrijft het ook daadwerkelijk zo is, komt voort uit de codificatiebeweging, die samenviel met de verlichting zo ergens in de 19e eeuw. Dat idee strookt niet altijd met het idee dat mensenrechten voortvloeien uit het feit dat iemand een mens is en als gevolg daarvan recht heeft op een menswaardig bestaan. In andere woorden: het opschrijven van iets dat al zo is als een voorwaarde om zo te zijn, lijkt op een innerlijk tegenstrijdig fenomeen. Daarnaast is het geen geheim dat een boel niet-Westerse landen zich groen en geel ergeren aan de ‘dubbele moraal’ die we soms lijken te hanteren. Lees het werk van Kishore Mahbubani eens: hij legt de vinger op de zere plek en stelt dat veel Westerse landen het thema mensenrechten vooral gebruiken om kritiek te kunnen uiten op een groep landen zonder dat ze aan zelfreflectie doen. Daarmee wil ik overigens niet beweren dat deze niet-Westerse landen het beter voor elkaar hebben. Ik uit vooral kritiek op de agenda waarmee Westerse landen het begrip ‘mensenrechten’ vooral politiek gebruiken en niet juridisch.
Mensenrechtenverdragen zijn doorgaans politiek compromis
Dat laatste brengt me tot het volgende punt. Bestudeer voor de grap eens de Parlementaire Geschiedenis van met name het IVESCR verdrag of het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Hieruit blijkt meer dan eens dat de onderhandelingen voorafgaand aan dat verdrag zeer stroef verliepen en de toenmalige regeringen verzuchtten dan ook dat de uiteindelijke tekst een politiek compromis was in plaats van een duidelijke erkenning van mensenrechten. Ook blijkt dat landen zelden bereid zijn een mensenrechtenverdrag te ratificeren wanneer ze er niet al aan denken te voldoen. Ook Nederland is daar erg stellig in en maakt desnoods een voorbehoud wanneer er twijfel is. Een dergelijk verdrag wordt dus vooral gebruikt als paradepaardje, maar niet als instrument om intern een situatie te verbeteren.
Mensenrechten zijn op uiteenlopend manieren te interpreteren
Valt onder het recht op leven ook het verbod op de doodstraf? Hier kan uiteenlopend over gedacht worden. Lees deze reactie van de Singaporese overheid eens op een rapport van Amnesty International waarin de overheid aangeeft dat haar inwoners vooral ook recht hebben om te leven in een criminaliteit- en drugsvrije samenleving. Toegegeven, burgerlijke en politieke rechten zijn in de praktijk vaak wat eenvoudiger te duiden, omdat dit vaak geïnterpreteerd wordt als een recht op overheidsonthouding. Economische, sociale en culturele rechten worden vaker geïnterpreteerd als een recht op overheidsingrijpen. Daarin schuilt een stuk beleidsvrijheid wat juridische toepassing zonder nadere instructie van de nationale wetgever of uitvoerende macht lastiger maakt. Nu kan je met goede argumenten deze redenering onderuit halen, maar de juridische praktijk laat maar al te vaak zien dat een rechter niet heel veel verder kijkt dan deze traditionele tweespalt in het mensenrechtenspectrum. Dit maakt de toepassing van minstens de helft van de rechten van de mens vanuit een juridisch oogpunt erg lastig.
Er zijn nauwelijks internationale handhavingsmechanismen
In 1948, toen de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd aangenomen door de UN General Assembly, was men aanzienlijk meer vastberaden om mensenrechten gestalte te geven vergeleken met 1966, toen de twee daaruit voortvloeiende verdragen (IVBPR en IVESC) werden aangenomen. De koude oorlog begon toen verontrustende vormen aan te nemen. Het oorspronkelijke plan was dat er een internationaal gerechtshof zou komen dat mensenrechten kon afdwingen. Dat plan was geopperd in het enthousiasme om na de Tweede Wereldoorlog te garanderen dat zulks vreselijks nooit meer zouden plaatsvinden. Van dat enthousiasme was een paar jaar later weinig meer over. Er is dus nooit een mechanisme gekomen dat de materiële mensenrechten kan handhaven. Laten we het maar niet hebben over de gammele klachtenprocedures die hier in plaats van zijn gekomen en amper gebruikt worden. Uitzondering hierop is natuurlijk het regionale EVRM waarbij wel een redelijk goed functionerend handhavingsmechanisme hoort.
Ben het oneens met me!
Ik hoop hartgrondig dat niemand het met me eens is. Want laat voorop staan: ik geloof dat men recht heeft op een menswaardig bestaan omdat men nu eenmaal mens is. Ik kan e.e.a. helaas wel flink onderbouwen met een proefschrift. Dit is een uiteraard een column die niet academisch geschreven is.