Juridische denkfout

Het recht wordt door de gemiddelde Nederlander niet altijd goed begrepen. Men denkt bijvoorbeeld dat het van de kwaliteiten van de advocaat afhangt of je een rechtszaak wint (of überhaupt dat advocaten vooral bezig zijn met procederen) , of dat Nederland veel te soft straft. De klassiekers zijn wel bekend. Laatst ontdekte ik een nieuwe juridische denkfout, eentje die ik eerder niet per se als fout herkende, maar die toch nog te vaak ongehinderd voorbij komt.

Door Michiel Hennevelt

Dat wij rechtenstudenten ons doodergeren aan de oliedomme misvattingen van de juridisch gemankeerde medemens, het echt wel beter weten en dat maar al te graag laten horen is wel duidelijk. Het is ook niet vreemd; het kan best bevredigend zijn om, als lid van een soort geheim genootschap met een eigen codetaaltje, even te verdwijnen in een magische wereld waar alles wel als een perfect kloppend systeem in elkaar zit en niets aan het toeval wordt overgelaten. Dit natuurlijk in tegenstelling tot het echte leven, waarin de coherentie die zo comfortabel is aan het recht totaal ontbreekt en waarin je als mens overigens ook maar in bar weinig lastige situaties daadwerkelijk wat aan dat recht hebt.

Ik dwaal af. Want zeker voor een nog niet eens afgestudeerde rechtenstudent (zelfs dat niet, lees: nog niet eens afgestudeerde fiscaal econoom) bevat dat perfecte wereldje van het recht vaak meer vragen dan antwoorden en ontvouwen de geheimen van deze wereld zich slechts langzaam door toegewijde studie en toevallige ontdekking. Eén zo’n toevallige ontdekking deed ik dus toen iemand, nadat ik aan diegene een fiscale bepaling die voor hem relevant was probeerde uit te leggen, de volgende uitspraak deed: “Hoe kunnen ze dat toch zo ingewikkeld maken? Volgens de wet wordt toch iedereen geacht de wet te kennen? Dat lukt zo geen sterveling!”.

Fout 1: dat elke burger wordt geacht de wet te kennen, staat helemaal niet in de wet. Dat had ik hem nog wel ter plekke kunnen vertellen, maar daar gaat het helemaal niet om. Waar het wel om gaat, en wat ik ook nu weer liet passeren zonder erover na te denken, is dat mensen blijkbaar dat beginsel koppelen aan het idee dat wetten eenvoudig te begrijpen zouden moeten zijn. Er is zelfs een heel boek met vereenvoudigde wetteksten op deze slogan gebaseerd. Maar, zo bedacht ik me later, dat is nu net precies het tegenoverstelde van wat dat beginsel voorschrijft!

Als de wet inderdaad zo eenvoudig zou moeten zijn dat iedere burger deze zou kunnen kennen, dan zou het beginsel dat elke burger de wet wordt geacht te kennen helemaal niet nodig zijn. Het gaat hier namelijk om een fictie: achten betekent letterlijk “beschouwen als”. De wet is superingewikkeld en het recht is superingewikkeld in het kwadraat. Dat zal ook nooit veranderen, en als het er echt op aankomt dan doen we gewoon alsof jij, wetsovertreder, van het bestaan en de betekenis van die wet afwist. Zou een wet immers inderdaad begrijpelijk moeten zijn om van toepassing te zijn, dan konden we nu 99% van ons wetboek op de brandstapel gooien.